This, in fact, is our new American moment. There has never been a better time to start living the American dream."
PRESIDENT TRUMP, in his State of the Union address in january 2018
Inleiding
Het begrip, de “American Dream”, was in de negentiende eeuw nog onbekend en ongebruikt. De definiëring van dit begrip werd pas gepopulariseerd vanaf 1931 door J.T. Adams in zijn geschiedenisboek “The Epic of America”. Het specifieke aan de American Dream is het Amerikaanse ideaal van vrijheid en gelijkheid voor alle mensen in een - meer of minder- maakbare samenleving waarin het individu ongeacht afkomst, centraal staat. Het intrinsieke doel is welvaart voor een ieder, dankzij de zegeningen van het kapitalisme, de techniek en een hoog inkomen. De American Dream is dus -samengevat- deel uit te maken van een samenleving waarin eenieder die bereid is hard te werken, de top kan bereiken, zowel in maatschappelijke of politieke zin. Er is geen andere natie waarvan we een soort gelijke, bijna mythische kwaliteit kennen.[1] Er is geen Franse, Engelse, Australische droom enzovoorts. Maar de “American Dream” kent bijna iedereen en zelfs President Trump begon er in 2018 ook weer over.
Vanuit Amerikaans perspectief is die geschiedenis bijvoorbeeld voor een deel al geschreven door E.S. Rosenberg in haar studie ‘Spreading the American Dream – American economic and cultural expansion 1890-1945’ uit 1982, maar mijn invalshoek is vanuit een meer Europees standpunt. Mijn verhaal gaat over de ontwikkeling van de Amerikaanse welvaart en vooral over het sterke imago dat de V.S. in Europa wist op te bouwen als land van melk en honing; waar een droom over een veel beter leven werkelijkheid zou kunnen worden. Mijn verhaal probeert een antwoord te geven hoe het kan dat sinds het begin van de 19de eeuw met name de V.S. zo bijzonder werd en uitgroeide tot zo’n populaire bestemming waar men een nieuw leven wilde opbouwen. Van alle landverhuizers die tussen 1850 en 1950 naar Canada vertrokken bleef er maar circa 10 procent in dat land wonen/werken, de rest ging (of terug naar het land van herkomst) en vooral door naar de V.S ! Het is daarbij de opzet van deze studie om wat antwoorden te vinden via een cultuurhistorisch analyse hoe de welgestelde, verstedelijkte Amerikaan met zijn Europese wortels met geld voor vrije tijd en reizen vanaf het begin van de 19de eeuw tot 1940 begrippen als luxe, comfort, gastvrijheid , status thuis en vooral via zijn of haar voorbeeldige reislust betekenis en uitstraling meegaf. De beeldvorming werd mede ondersteund door de grote aantallen verhalen die over dat land in Europa in tijdschriften en boeken werden gepubliceerd. De sociale en maatschappelijke impact alsmede de mythevorming in Europa dankzij de Amerikaanse reiziger, zijn financiele armslag en de verhalen die de ronde deden, waar of niet waar, was beduidend groter dan die van elke andere reiziger.
De V.S. zo leerden steeds meer mensen, boden sommigen met de juiste instelling en doorzettingsvermogen een echte kans om rijk (er) te worden. Als voorbeeld kan het volgende dienen: in 1830 had slechts een-derde van alle vermogenden in de V.S. zijn rijkdom uit een erfenis verkregen, de meerderheid had het verdiend met hard werken en speculatie. Dit utopische idee die men kan samenvatten onder de vlag van de American Dream, dat uiteindelijk vele harten en hersens in Europa hebben betoverd en hoogstwaarschijnlijk ook aanzienlijke aantallen mensen deed besluiten te emigreren naar de V.S.
De geschiedenis van Europa in de 19e eeuw met zoveel verschillende naties is in alle opzichten te complex en te gelaagd om hier uitgebreid te behandelen, maar enkele algemene lijnen kunnen wel getrokken worden die een zekere geldigheid voor bijna alle (West) Europese naties hadden en die van belang zijn om de verdere opbouw van deze studie beter te begrijpen.
De negentiende eeuw was voor Europa een echte ‘overgangs’ eeuw met traditionalisme en modernisme in alle geledingen van de samenlevingen. Het was een periode waarin men laveerde tussen oude en nieuwe ideeën over organisatie van de economie en samenlevingsmodellen om de maatschappij in te richten. Na de chaotische periode na de Franse revolutie en overwinning op Napoleon in 1816 was het voor de meeste landen in West-Europa - politiek gesproken- een herinvoering van de bekende en voorheen vertrouwde maatschappelijke verhoudingen. Er werd wat geschoven met landsgrenzen, maar de aristocratie kreeg weer veel van haar macht terug, de katholieke en protestantse voorlieden werden weer de morele herders en de ambachtelijke productie met afscherming van de eigen binnenlandse markt bepaalde de economische verhoudingen.
Maar die constellatie zou door allerlei factoren toch ingrijpend gaan veranderen, waarin vooral nationalistische opvattingen vruchtbare grond leken te hebben in Midden -en Zuid-Europa. Zo waren er de ideeën van de filosofen uit de 18de -eeuwse Verlichting en de Franse revolutie over gelijkheid, de sturende rede, moderne vooruitgang en wetenschap zo wijdverbreid onder een ontwakende middenklasse die zich niet meer lieten doven met als gevolg een groeiend verzet tegen traditionele machten en opvattingen. Maar ook de kloof tussen arm en rijk werd groter door de veranderende arbeidsverhoudingen. Er was in de loop van die eeuw de overgang van de lokale, vaak thuisgebonden ambacht naar een industriële, fabrieksmatige productie met Groot-Brittannië al sinds de 18de eeuw als koploper. Er ontstond zo naast het arbeidersproletariaat een welvarende middenklasse met het liberalisme als leidmotief die zaagde aan de poten van de macht van de aristocratie en de kerk maar niet aan het begrip als de eigen natiestaat. De leefstijl was aan het veranderen en het ontwakend consumentisme met een voorkeur voor mooie zaken maar dan voor iedereen (die het kon betalen) liet zich niet meer terug in de doos stoppen. Men streefde ook steeds vaker naar vrijhandel met weinig grensbelemmeringen, zo min mogelijk staatsbemoeienis en steeds betere scholing en sociale verheffing als belangrijke en richting gevende ideologie. Die maatschappelijke ontwikkeling had niet overal dezelfde snelheid of intensiteit, maar alle (West)Europese naties moesten er uiteindelijk in meegaan. In die eeuw was Groot-Brittannië door haar vroege technologische voorsprong en haar enorme bezit aan kolonies de ‘superpower’ ter land en ter zee ondanks het verlies van de Verenigde Staten van Amerika aan het eind van de 18de eeuw.
Ook Napoleon had deze eilandnatie niet kunnen veroveren. Sinds het Romeinse rijk was er niet meer zo’n groot imperium geweest. Het overtrof al tot 1850 alle andere landen ter wereld tezamen in economische macht. Hoe het een en ander zijn beslag kreeg lijkt terug te voeren op een aantal economische, sociale en culturele aspecten waar de beginnende globalisatie misschien wel de belangrijkste is.
Wereldwijd maakten in de tweede helft van de 19e eeuw die opkomende liberalisatie van de handel, de snellere uitwisseling van informatie dat begon met de telegraaf , de ontwikkeling van het personen‑ en vrachtvervoer dankzij zeil en stoom, de dalende kosten van het transport en grondstoffen de wereld rap kleiner en elke markt bereikbaar. Door de razendsnelle ontwikkeling van de transportmiddelen als trein en schip (op stoom) werd de wereld virtueel en daadwerkelijk kleiner en werd onderworpen aan het beschavingsideaal van het Westen. Natuurlijk moet het begrip vrijhandel toen niet overdreven worden omdat bijvoorbeeld de V.S. wel heel lang tariefmuren bleef hanteren. De globalisering of planetaire kolonisering vanuit het Westen begon dus pas echt met de opmars van de westerse dominantie op basis van industrie, kolonisatie, honger naar grondstoffen en superieure wapentechniek.
Dit werd ondermeer weerspiegeld in de Wereldtentoonstellingen die vanaf 1851 werden georganiseerd. Beheersing van de aanvoer van grondstoffen en het aan de man brengen van de producten wereldwijd werden belangrijke pionnen in het economische spel tussen de grootmachten van die tijd waarvan ook de kleinere Europese naties profiteerden. De bestudering van de catalogi van de vele Nijverheid- en vooral de Wereldtentoonstellingen onderschrijven dit beeld. De Wereldtentoonstellingen als nieuwe fenomenen speelden een niet onbelangrijke rol en zijn eigenlijk nog steeds te veel onderbelicht gebleven als drager van waarden en ideeën waarmee de wereld werd verdeeld.
De Wereldtentoonstellingen die vanaf London 1851 regelmatig in Europa en de V.S. werden georganiseerd, - eigenlijk de schaalvergroting van de vele lokale en nationale industrie tentoonstellingen die in alle westerse naties met grote regelmaat vanaf het begin van de 19de eeuw werden georganiseerd- , lieten niet alleen elke bezoeker kennis maken met nieuwe technieken, kunst en ander design maar liet vooral zien hoe in rap tempo de wereld verdeeld werd onder de westerse (groot)machten. Deze exposities met grote paviljoens en die zo enorme terreinen besloegen, waren in Europa mogelijk gemaakt dankzij internationale afspraken over handel en de eerste pogingen tot internationale overeenkomsten over copyright en patenten.[2] Deze nieuwe export bevorderende mega-manifestaties, waar de laatste ontwikkelingen en inventies op velerlei gebied werden getoond en ook en vooral vrijhandel werd gepropageerd, waar wetenschappers congressen hielden, waar handelsdeals werden gesloten en geëxposeerde objecten als pronkmeubelen, kunst e.d. konden worden gekocht, bleken zeer grote publiekstrekkers. [3] Omdat zij miljoenen binnen- en buitenlandse bezoekers aantrokken, werd er ook veel ruimte gemaakt om het publiek te vermaken en waren zo de prototypen van de latere amusementsparken. Bovendien werden rondom deze manifestaties ook heel vaak congressen over techniek en wetenschap georganiseerd waardoor veel informatie werd uitgewisseld. De eerste tentoonstelling was in 1851 in London in een speciaal gebouwd glazen tentoonstellingsbouw, het Crystal Palace en deze tentoonstelling kreeg door haar succes in de dominante blanke wereld veel navolging. Deze eerste te London trok al meer dan 6 miljoen bezoekers (waaronder 60.000 buitenlandse bezoekers) , die in 1876 in de V.S. al bijna 10 miljoen Amerikaanse en buitenlandse bezoekers.
Deze internationale ontmoetingsmomenten werden vooral in het Atlantische bekken georganiseerd met London (1851, 1862) en Parijs als belangrijkste organisatoren (1855,1867,1878, 1889, 1900 e.v.). Maar ook de V.S. zou enthousiast meedoen aan de vele wereldtentoonstellingen met als eerste die in 1853 in New York. Daarna volgden daar nog Philadelphia 1876, Chicago1893, St.Louis 1904, San Francisco 1915, evenementen die door zeker al door 100 miljoen Amerikanen werden bezocht! [4] In de 20ste eeuw volgden nog Chicago 1933 en 1939 te New York. [5]
Toch waren er velen in Europa die niet van de langzaam groeiende welvaart konden profiteren en door verbetering van de hygiëne nam de bevolking sneller toe dan er banen voorhanden waren. Gelukkig voor velen was er de mogelijkheid om te emigreren. Want er was elders in de wereld - en vooral in Noord-Amerika- veel ruimte voor het groeiende bevolkingsoverschot waardoor te grote armoede in Europa grotendeels kon worden voorkomen. Men verliet zijn stad of dorp om voor zichzelf en/of hun families een beter of ander leven te verwezenlijken in een ontvangende natie die hen ook - langdurig met graagte - toe liet. De V.S. was in dit verband van alle werelddelen de belangrijkste bestemming voor de landverhuizer. Men ondernam deze reis in het ongewisse naar aanleiding van een geloofsovertuiging, brieven van familie, avontuur, armoede en vele andere redenen waaronder ook de ontmoeting met welvarende Amerikaanse toeristen in Europa. In totaal zouden gedurende de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw zo’n 60 miljoen Europeanen emigreren, waarvan drie-vijfde naar de V.S. ging.[6] Onder hen bevonden zich ongeveer 170.000 Nederlanders waaronder veel boeren en landarbeiders. [7]
Om als lezer te begrijpen waar de landverhuizer aan de overzijde van die enorme Atlantische oceaan voet aan wal zette, is een kleine historische, geopolitieke en maatschappij schets van de V.S. in de 19de eeuw voor begrip onontbeerlijk.
Aan het begin van de 19de eeuw was de V.S. geografisch gezien nog lang niet vergelijkbaar in oppervlakte met het huidige grondgebied. De V.S. bestond oorspronkelijk ‘maar’ uit de 13 opstandige koloniën aan de Oostkust die zich in 1776 hadden losgemaakt van Groot-Brittannië. Wat later hadden zich nog vier andere deelstaten aangesloten met als eerste in de nieuwe eeuw Ohio in 1802. Er zouden er in de loop der jaren in de negentiende eeuw nog vele (deel)staten worden gevormd want vanaf 1803 begon de territoriale uitbreiding naar het ‘Wilde Westen’ en het Zuiden richting Mexico met de aankoop van de Franse bezittingen, de Lousiana-purchase, waardoor de V.S. in één klap in oppervlakte tweemaal zo groot werd.
De V.S. had rond 1800 iets meer dan vijf miljoen inwoners, van wie ongeveer een miljoen slaven en vrijgemaakten uitmaakten. Daarnaast woonden er nog een onbekend aantal oorspronkelijke bewoners.[8] Op Manhattan in New York woonden toen al 80.000 inwoners, maar het merendeel van de Amerikaanse bevolking woonde vaak in kleinere gemeenschappen. Tot circa 1850 woonden de meeste -blanke- bewoners in nederzettingen en dorpen van niet meer dan 3500 inwoners die grotendeels godsdienstig, intellectueel en materieel in eigen behoeften konden voorzien en het doen en laten van de grote stadsbewoners aan de verder ontwikkelde Oostkust met enige morele verontrusting volgden. Bovendien had aanvankelijk tot aan de komst van de spoorweg bijna alle handel in de staat plaats en zelden tussen de staten onderling. Men dacht en handelde lokaal of regionaal en men voelde zich nog geen deel van een grote Republiek.
De V. S. was een republiek op federale grondslag met een centrale regering in Washington. De staatsvorm was in essentie gebaseerd op de rechten van het individu. Er was in de V.S. geen heersende klasse in de vorm van de adel, iedere man was in principe gelijk. Ook was er geen klassenverschil - als je geen neger(slaaf) of oorspronkelijke bewoner was. Alle kinderen waren bij overlijden van de ouders erfgenaam en het land leek zodoende al snel een paradijs voor de armen die zich economisch wilden verbeteren. Overerving van staatsmacht tussen familieleden zoals in Europa, kende men niet en het waren de President, het Congres en de Senaat die het land als uitvoerende en wetgevende macht bestuurden. Er was scheiding tussen staat en kerk, tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Er bestond religieuze vrijheid want er was officieel geen staatsgodsdienst, maar het Protestantisme met zijn grote diversiteit aan Bijbeluitleg en inzichten (Baptisten, Quakers, Presbyterianen, Methodisten etc.) en de voortdurende aanvoer van Noord en West Europese landverhuizers, was het protestantisme als godsdienst zo goed als maatgevend, hoewel er in de V.S. - zoals in Maryland - toch ook al veel katholieken woonden. De Amerikanen voelden zich een uitverkoren volk.
Maar de (deel)staten waaruit de natie was samengesteld, hadden wel een eigen bestuur en kenden vergaande eigen bevoegdheden. Deze staten streefden niet altijd dezelfde belangen na. De staten beschikten op sociaal en economisch gebied een grote autonomie en wilden dat ook graag zo houden. [9] Elke federale maatregel die werd voorgesteld en die niet in strijd was met de grondwet kon door de deelstaat naar eigen inzicht wel of niet worden doorgevoerd. De zuidelijke staten met hun plantagecultuur en slavernij hadden geheel andere belangen dan de meer noordelijke staten aan de Atlantische oceaan. Politiek gezien was zij een experiment in egalitaire (mannen)democratie (met uitsluiting van kiesrecht voor de vrouw, bezitloze werkers, minderjarigen, bedienden, slaaf of de vrije oorspronkelijke bewoner, zelfs hier en daar niet Christenen), en ontwikkeling waar men in Europa in t algemeen nogal angstig voor was.[10]
De V.S. beschikte over een enorm areaal aan ongerept land met vooral veel mogelijkheden voor landbouw en veeteelt. Er was een overvloed aan natuurschoon, een prachtige flora en fauna met daarbij machtige bevaarbare rivieren en meren. Rond 1800 was zelfs een der kernvragen geweest: moest de V.S. zoals Thomas Jefferson, een van de idealistische stichters van de Republiek voorstond een agrarisch land blijven met zo weinig mogelijk federaalbestuur en de industriële productie overlaten aan Europa, of moest het toch urbaniseren, commercie en industrie ontwikkelen, een opvatting die langzamerhand steeds meer aan invloed zou gaan winnen? [11]
In het noorden met zijn grote merengebied grensde de republiek aan Engelse bezittingen, de latere staat Canada. In het westen vormde de Mississippi-vallei de grens met het enorm uitgestrekte Spaanse bezit dat reikte tot aan de Stille Oceaan. In het zuiden was er de grens met nog wat Spaans gebied als Florida en natuurlijk de staat Mexico.
Tussen 1840 en 1850 werd de V.S. geografisch ongeveer zo groot als het nu ook nog is. Er waren toen al ongeveer 17 miljoen inwoners. Mexicaanse bezittingen werden ingelijfd en de Stille Oceaan werd bereikt. Met Groot-Brittannië kwam men tot overeenstemming over de grens in het noorden met Canada.
Aanvankelijk was de V.S. een natie waarvan de economie gebaseerd was op de landbouw. Er was weinig industrie van enige betekenis in verhouding tot die van het voormalig moederland, Groot-Brittannië. De belangrijkste bron van inkomsten kwam uit de verbouwing en export van katoen, tabak en - wat later in de eeuw - voedingsstoffen als rijst, graan, maïs e.d. Maar al ruim voor de ‘tweede onafhankelijkheidsoorlog’ met voormalig moederland tussen 1812-1814, was de V.S. met grote voortvarendheid begonnen aan haar ontwikkeling op basis van het commerciële kapitalisme. Na de vrede in 1814 werden de betrekkingen tussen Groot-Brittannië en de V.S. redelijk genormaliseerd. Wel zou de relatie tussen de twee naties politiek en sociaal gezien de gehele 19de eeuw enigszins problematisch blijven zowel tussen de politiek als tussen de intellectuelen van beide landen.[12] Men kibbelde voortdurend over grens- en visserijkwesties, over copyright kwesties, over vrijhandel die Groot-Brittannië wilde en de hoge Amerikaanse tariefmuren die vooral de (Engelse) handel belemmerde. Na afloop van de Burgeroorlog bleef men in de V.S. Groot-Brittannië wantrouwen door hun steun aan de Zuidelijke Staten, met een beroemde Amerikaanse schrijver Henry Adams, nazaat van 2 presidenten, als belangrijkste spreekbuis. In de V.S. bleef er onderhuids altijd de aanwezige angst voor de financiële en politieke macht van het Verenigd Koninkrijk, anders gezegd; er bestond een breed gevoelde Anglofobie en werd elke actie van het voormalige moederland op een goudschaal gewogen. Het Verenigd Koninkrijk kon uiteindelijk niet tegen de economische en politieke macht van de V.S. op en het émpire ’werd aan het eind van de eeuw een tweederangs macht, zoals de historicus Schulte Nordholt het uitdrukte. [13]
Die opstartende Industrialisatie in de V.S. had veel (buitenlandse) investeringen gevraagd maar genereerde binnenlands ook veel kapitaal in een groot land met een relatief kleine bevolking. Buitenlandse investeringen uit Europa (en toch vooral Groot-Brittannië en .... Nederland) waren belangrijk. In 1803 werkten nog maar circa 76.000 mensen in de industrie, in 1860 zou dit aantal al gestegen zijn naar meer dan 1,3 miljoen! In 1855 schreef de Groninger Teenstra in een handzaam en leesbaar gidsje voor toekomstige landverhuizers:
“Amerika is een land van grooten bloei en welvaart, inwendigen rijkdom en algemenen vooruitgang, dit getuigen alle reizigers en landverhuizers; - daar in stemmen alle reisbechrijvingen, brieven en mondelinge berigten overeen, en die vooruitgang blijft tot nu toe zijne vaste reuzenschreden behouden..... [14]
Er waren vele economische ups en downs gedurende de eeuw, maar de V.S. kwam daar bijna steeds sterker uit te voorschijn. Maar tot eind van de 19de eeuw zou de V.S. economisch gezien een debiteurennatie blijven, hoewel zij haar snel groeiende interne markt zeer voortvarend ontwikkelde. Het noordoosten aan de Atlantische kust was daarvan een goed voorbeeld. Daar lagen dichtbevolkte staten in verhouding tot de rest en die het verst gevorderd waren met de verstedelijking met bloeiende havensteden als de ‘strenge’ stad Boston, Baltimore waar nog de slavernij werd getolereerd, Philadelphia waar de onafhankelijkheidsverklaring was getekend en bruisende, zeer dynamische stad New York waar bijna alles om, (veel) geld draaide. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld was de stadsontwikkeling al omstreeks 1840 ver voortgeschreden, terwijl in de V.S. die ontwikkeling landelijk pas echt na Burgeroorlog (1861-1865) op gang kwam. De meeste landverhuizers naar de V.S. bleven in de grote steden wonen. Het waren bestuurlijke centra als Londen en Parijs en ook de nieuwe industriële en commerciële centra in Europa en de V.S. zoals New York, Brooklyn (lange tijd tot 1898 een aparte stad), Philadelphia, Boston die in de tweede helft van de eeuw de grootste groei te zien gaven. In Europa verzesvoudigde de stedelijke populatie, in de V.S. nam die zelfs toe met factor acht. [15] Op een kleinere schaal groeiden ook recreatieplaatsen als kuuroorden en badplaatsen zeer snel. In 1870 waren erin de V.S. 14 steden met meer dan honderdduizend inwoners te midden van zo’n 40 miljoen inwoners, in 1900 waren dat er al 38. In 1940 woonden er al 132 miljoen.
De aan de V.S. toegekende economische potentie kreeg in de loop van de 19de eeuw bijna mythische proporties die voor een groot deel op waarheid leken te berusten. De V.S. was geworden tot de natie met ongekende mogelijkheden voor de armen van de toenmalige wereld. Haar zakelijk (en creatief) elan voor de migrant leek formidabel en voor velen in de Oude Wereld werkte dit als een magneet gezien het aantal eerder genoemde migranten. De aantallen Amerikaanse reizigers naar Europa voor zaken of vakantie waren aanvankelijk niet overdreven groot, maar hun invloed op de beeldvorming groeide meer dan gestaag met de jaren. Vanaf begin van ons verhaal, in de eerste decennia van de 19de eeuw toen het transport overzee nog in de kinderschoenen stond en redelijk gevaarlijk was, namen de aantallen reizigers wel met zo’n 5% per jaar toe en steeg al tot boven de 100.000 in 1885 tot zo’n 250.000 in 1913!
De welvaart die de Amerikanen uitstraalden en hun koopkracht van de dollar, maakte diepe indruk in Europa. Om dit beeld enigszins te verhelderen is een analyse van de welvarende middenklasse en haar wensen onontbeerlijk. Om te laten zien wat voor reiservaringen in eigen land men meenam wordt er gekeken naar de ontwikkelingen op het gebied van het passagierstransport in de V.S. als spiegel van de welvaart. Wat waren de transportmiddelen en het daarin geboden comfort die hen ter beschikking stonden voor de kleine en grote afstanden. Want in zekere zin waren de Amerikanen daarin uniek door de eisen die men aan hun vervoer stelden. Dan volgt een analyse van de wordingsgeschiedenis van misschien wel beste hotels ter wereld. Men mocht aanvankelijk thuis eenvoudig leven, maar op reis wenste men comfort. Of zoals later in de 19de eeuw in De Tijd in 1870 zo treffend werd opgetekend:
“Voor de voldoening van zijn reislust heeft hij steeds meer geld over en hij verlangt dan ook zachte tapijten en in prachtig gemeubileerde kamers te wandelen. Te huis vergenoegt de landbouwer zich met eenvoudige spijzen en draagt grove kleederen, doch zodra hij zich op reis begeeft is hij naar de laatste mode gekleed en gedraagt hij zich als een edelman. Wien hij in keurigheid in spijs en drank nog verre overtreft, daarbij ook veel meer eischen dan deze stellende.”[16]
Vooral wordt gekeken naar de ontwikkelingen in het uiterlijk en het interieur van de woningen van die welvarende klasse vooral die van de Oostkust, later in de eeuw die heel vergelijkbaar was - en soms wel een slaafse navolging- van de opvattingen van de adel en welvarende klassen in Europa.
De overgang van zeil naar stoomschepen was daarin uiterst belangrijk. Daarom laat ik de uitwerking van de Amerikaanse wensen zien in bijvoorbeeld de trans-Atlantische zeil- en stoompassagiersschepen die tot de meest luxueuze en de allergrootste schepen voor vervoer over de oceaan uitgroeiden. Kosten noch moeite werden gespaard om het met name de Amerikanen in de duurste klasse naar de zin te maken. Deze schepen kunnen zonder twijfel als belangrijke spiegel gezien worden van de groeiende ‘superwelvaart’ in de V.S. en het antwoord in Europa daarop. De ontwikkeling van het zeilschip voor kajuitklasse passagiers, lading en landverhuizers werd gedomineerd door Engelse en zeker ook Amerikaanse rederijen en zou duren tot in de tweede helft van de 19de eeuw. Uiteindelijk won het stoomschip dankzij het feit dat men de wind niet meer nodig had voor de voortstuwing. De diversiteit aan scheepsruimte werd door de voortschrijdende techniek en speciale vraag groter en groter. [17].
Lang was er zoals gezegd de dominantie van de zeilschepen; opgevolgd door schepen aangedreven door stoomkracht en uiteindelijk turbines. In de jaren tot aan de Eerste Wereldoorlog verschenen er op de trans-Atlantische route diverse typen passagiersschepen Er waren passagiersschepen die gebouwd waren op een zo groot mogelijke capaciteit aan landverhuizers. Ook kwamen er passagiersschepen met een grote capaciteit aan laadruimte waarvan de dekken bestemd voor de landverhuizers bij te weinig aanbod ook gebruikt konden worden als extra laadruimte. Voor deze schepen was een hoge snelheid niet wezenlijk belangrijk.[18] Daarnaast werden er aan het eind van de eeuw expresse‑passagiersschepen geïntroduceerd, met veel ruimte voor kapitaalkrachtige (Amerikaanse) passagiers en relatief weinig landverhuizers met een zo hoog mogelijke snelheid. Dit waren de prestigeschepen van de rederijen, die speciaal gebouwd werden om de snelste oversteek te maken, waarbij rentabiliteit voor een korte periode geen belangrijke drijfveer vormde. Snelheid op de overtocht was nu eenmaal een belangrijke publiekstrekker en elk schip dat de Blauwe Wimpel voerde als symbool voor de snelste oversteek had een streepje voor! Deze laatste passagiersschepen door hun grootte, snelheid en luxe interieurs vormden de vlaggenschepen van bijna elke nationale koopvaardijvloot. Begin 20e eeuw kwam in de V.S. die maatschappelijke dynamiek en de communicatie door de middenklasse in een nog grotere versnelling terecht met de introductie van de auto, het volwassen worden van de film, alle toepassingen van elektriciteit en radio en de komst van het vliegtuig. Oorspronkelijk allemaal toepassingen van de techniek voor hen bedoeld.
Het eindpunt in het verhaal is de mondiale Depressie van de jaren dertig omdat toen bleek welvaart, dus ook de Amerikaanse, op een luchtbel te berusten. In 1929 klapte de beurs van Wall Street en President Hoover, opgeklommen van een arme boerenjongen, naar miljonair en president, wist eigenlijk het antwoord niet op de ramp die zich begon af te tekenen. De magie van de V.S. was ‘even’ uitgewerkt, economien stortten ineen, enorme werkeloosheid was het gevolg en in Europa kreeg funest nationalisme de overhand. Maar op 28 juni 1939 was er het signaal dat de passagiersvaart zijn tijd had gehad, er was toen de eerste trans-Atlantische passagiersvlucht door Pan-Am , weliswaar toen nog duurder dan de 1ste klasse op een passagiersschip, maar vanaf 1945 heel vergelijkbaar in prijs. Maar de grote passagiersschepen waren in de Tweede Wereldoorlog onmisbaar door hun snelheid en grootte als troepentransportschepen, maar er sneuvelden heel veel schepen.
De “American Dream” leek toen even onbereikbaar geworden, maar dankzij de steun van de V.S. na de oorlog krabbelde men weer op en kon men uiteindelijk in de jaren zestig ook van de welvaart gaan genieten. Bovendien kreeg de luchtvaart steeds meer invloed.
Hoofdstuk 1
- De V.S. als maatschappelijk en religieus laboratorium en de teksten
De V.S. was een wat vreemde eend in de bijt van de landen rondom de Atlantische oceaan door haar democratische structuur zonder aristocratie. De maatschappelijke, geografische, culturele ontwikkelingen in de V.S. vanaf de stichting van de republiek in 1776 werd door een deel van de intellectuele elite in de Oude Wereld met veel interesse en tegelijk met enige zorg gevolgd. Omdat goed te begrijpen waar die interesse in Europa voor de V.S. in de eerste helft van de 19de eeuw en later vandaan kwam, moet men de V.S. eigenlijk als een overzeese, wat barbaarse versie van Europa zien die veel intellectuelen bezighield, maar aanvankelijk nauwelijks tot de verbeelding van de heersende klassen sprak opriep. Daar was afkeuring van dat democratisch experiment vaker de teneur. Zoals een Duitse schrijver dominee Philip Schaff in 1854 in zijn boek Amerika weergaf hoe velen in de ‘upperclasses’ dachten over de V.S. “a grandioses Tollhaus und ein Sammelplatz alller europaischer Lumpen und Taugennitse”[19] Maar juist dat democratische samenlevingsexperiment in de V.S. was voor menig Europeaan – en in het bijzonder een Engelsman daar in de 19de eeuw de ‘landed gentry’ nog steeds de toon zette en zich in status ver verheven voelde boven de andere klassen- zeker een reden om zelf eens poolshoogte te gaan nemen en daarover te berichten. Er waren daarnaast ook veel wetenschappers en journalisten die door hun landen, instituties of bedrijven waren afgevaardigd.
Interessant is dus zeker ook hoe intellectueel Europa tegen deze nieuwe natie aankeek en hoe de Amerikanen zelf een reis door Europa ondergingen. Reisverslagen, dagboeken e.d. bijgehouden tijdens de reis naar en door de V.S. waren populaire literatuur in de 19de eeuw en ook vaak in vertaling verkrijgbaar. Er verschenen in de V.S. tussen 1800 en 1850 al zo’n 325 reisboeken en verhalen in de V.S., een aantal dat tussen 1850 en 1900 zou oplopen tot zo’n 1500![20] Het loont zeer de moeite om deze egodocumenten, reisverhalen van Engels, en Duitsers en Fransen als die van A.Murat, F.Lieber, A. de Tocqueville, M. Arnold, Charles Dickens, Frances Trollope, Frederick Marratt - en vele andere minder bekende reizigers - er op na te slaan hoe zij tegen de Amerikaanse samenleving aankeken. Maar er waren veel meer minder bekende schrijver-reizigers, waaronder relatief veel vrouwen, die ons de leukste reisbeschrijvingen hebben nagelaten en die aan beide zijden van die oceaan met graagte werden gelezen. Reisindrukken zijn weliswaar wat moeilijk te interpreteren door allerlei barrières zoals inzichten, duur van het verblijf, vooroordelen, taalproblemen, gebrek aan kennis e.d.[21] Zo kwam veel fictie en non-fictie over de V.S. in omloop want slechts een enkel verslag was goed met cijfers of door onderzoek gedocumenteerd. Maar deze verslagen, reisdagboeken en andere proza werden aan beide zijden van de Atlantische Oceaan met veel interesse gelezen en besproken.· Het aantal besprekingen van reisboeken in kranten en tijdschriften in de V.S. werd uitsluitend overtroffen door religieus getinte artikelen! [22]
Ook de andere kant op waren er Amerikaanse schrijvers zoals James Fennimore Cooper, Oliver W.Holmes, Harriet Beecher Stowe, Herman Melville, Edgar A. Poe en later in de eeuw Mark Twain en Henry James de overtocht die overtocht waagden en Europa vergeleken met de V.S.[23] Recent onderzoek spreekt alleen al van 691 (!) gepubliceerde reisverslagen in totaal tussen 1800 en 1868 (waarvan alleen al 330 Engelse). Een ander onderzoek dat zich vooral richtte op Frankrijk heeft het over 1583 boeken die verschenen tussen 1765 en 1932.! [24] Daarna werd het aantal publicaties zeker niet veel minder. Ook Nederlanders zijn gaan kijken en berichtten over dit land maar er waren ook vertalingen van beroemde auteurs verkrijgbaar.[25] Uit veel van deze boeken en artikelen zal in deze studie te pas en te onpas worden geciteerd.[26] De vermenging van ‘highbrow ‘cultuur en massacultuur, de bijzondere positie van de Amerikaanse vrouw in het (middenklasse)gezin, de betekenis van godsdienst voor hen en natuurlijk de koopkracht van de dollar maakten overzee grote indruk. Daarom lijkt een nader onderzoek naar die Amerikaanse middenklasse op zijn plaats.
- Een Amerikaanse middenklasse?
Deze studie is gebaseerd op bronnen en literatuur en concentreert zich voornamelijk op de welvarende burgerij als trendsetters, want de eerste Amerikanen die het zich konden veroorloven voldoende tijd vrij te maken en op vakantie naar Europa te gaan (we praten dan over enkele maanden) waren de mannen en vrouwen uit de middenklasse. Om inzicht te krijgen in hun levensstandaard en culturele inzichten met betrekking tot comfort en luxe laat ik een schetsmatige analyse volgen van de zeden, normen en waarden van die welvarende burgerij. Die Amerikaanse gegoedeburgerij woonde zoals we zagen, voornamelijk aan de Oostkust met haar grote steden als New York, Philadelphia, Baltimore e.a en was door haar inkomen en vermogen een voorbeeld voor de rest van de V.S.. In de 19de eeuw vormde deze klasse zo’n 8 tot 15% van de Amerikaanse bevolking. [27] Eigenlijk wilden alle inwoners in de V.S. tot de welvarende burgerij behoren, maar dat leek aanvankelijk alleen door geboorte in die middenklasse en opleiding mogelijk. Toch lukte het behoorlijke aantallen die sprong op de maatschappelijke ladder te verwezenlijken.
Sommige publicaties van Europese intellectuelen waren niet zo positief over diverse aspecten van de Amerikaanse samenleving. Een niet gering aantal onder hen vond het maar een merkwaardig volkje. De gemiddelde Amerikaan meende zodoende veel vijanden te hebben waarvan de meeste in het voormalige moederland Groot Brittannie woonden.[28] De Amerikaanse criticus Tuckerman bijvoorbeeld kwam tijdens een reis door Italië in 1834 een professor tegen die door een Engelse uitgever gevraagd was een boek te schrijven over de losse zeden en slechte manieren van de Amerikanen! [29]
Het Amerikaanse gebrek aan ‘’ oude’ cultuur, hun ver doorgevoerde democratie en egalitarisme, hun grofheid in manieren, de gewelddadige onderwerping van de Indianen in het Zuiden en Westen, de slavernij, de bijzondere maatschappelijke positie van het vrouwelijk geslacht, hun ‘eigen Engels’ variant, hun oppervlakkigheid en middelmatigheid, hun focus op geld en handel, dat alles werd in woord en geschrift negatief breed uitgemeten. Men ervoer de aversie die bestond tegen de jonge Republiek als nogal laaghartig wat ondermeer bleek uit de commentaren na de lezing van reisverhalen door de V.S. door intellectuelen zoals Charles Dickens, - zeker na zijn publicatie van de roman Martin Chuzzlewit in 1845- Frances Trollope, Alexander Hamilton en Basil Hall, terwijl men hen met open armen had ontvangen. [30]
Maar men had ook ‘vrienden ’zoals misschien de meest geciteerde commentator op het Amerika van de 19de eeuw, de Fransman Alexis de Tocqueville (1805-1859), die wees op de grote invloed van de Puriteinse doctrines op de Amerikaanse democratie en haar republikeinse karakter, de veel gelezen en geciteerde lovende verhandeling schreef over de democratie in de V.S. (in relatie tot het staatsbestel van Groot-Brittannie en Frankrijk) ondanks zijn grote afkeer van de slavernij. Ook was er de Duitse aristocraat Grund die alle Engelse afkeer relativeerde en in een breder perspectief plaatste en vaak met een voorbeeld onderuithaalde.[31] Bovendien pleitte hij er voor niet alles van uit Europees perspectief te toetsen, maar de V.S. op hun eigen merites te beoordelen. Dominee Philip Schaff vatte in 1854 de intellectuele weerstand in Europa tegen de V.S. nog eens samen in de volgende argumenten: de slavernij, die men maar niet wilde afschaffen, het ongebreidelde materialisme, het politieke radicalisme waardoor de V.S. dreigde af te glijden naar ‘Franse toestanden’ en de opkomst van een grote hoeveelheid Christelijke sekten.[32] Het is daarom tijd om wat dieper op de maatschappelijke ontwikkeling in te gaan en vooral de idealen van de middenklasse tegen het licht te houden en nader te omschrijven wie tot die middenklasse behoorden.
“Every American knows, every foreigner sees, that ours is a land not for a class or caste, but for the people as a whole.” schreef de architectuurcritica M.G. van Rensselaer in 1907, waarmee ze maar wilde aangeven dat er eigenlijk geen middenklasse bestaat bij gebrek aan een klasse er boven of er onder. En daar school waarheid in. Lyell, de Engelse geoloog vertelde in 1849 dat hij in een luxe hotel en dat daar tevens een kamermeisje dineerde die herkent werd door zijn tafelgenoot. Zij werden keurig bediend en Lyell vroeg zich verbaasd af of de kelners zich wel bewust waren van hun maatschappelijke lage positie. De discussie over de karakterisering van de middenklasse en afbakening naar boven en beneden, klasse op basis van inkomen in tegenstelling tot klasse gebaseerd op afkomst en geboorte, in de V.S. woedt onder historici nog steeds, want de vraag blijft steeds weer actueel of een samenleving als die van de V.S. een middenklasse kan hebben. Maar dit terzijde.
Zo was in de eerste generaties van wat heet in goed negentiende-eeuws de ‘middelstand ‘, als sociale categorie in de V.S. bijna een abstractie met onafgebakende grenzen naar boven of naar beneden, werden opvattingen over een deugd‑ en arbeidzaam leven met spaarzaamheid als doelstelling, het gezin als spil in het maatschappelijk leven, de religie als anker en de stad als woonplaats gedeeld en bijna als universeel geldig ervaren. Maar tegelijk was er in die middengroepen weinig politieke, sociale of economische samenhang, omdat zij waren samengesteld uit leden van diverse economische milieus die in zeer verschillende omstandigheden hun beroep uitoefenden, inkomen verkregen en invloed deden gelden.· Als we toch een poging mogen wagen tot afbakening van de middenklasse (of petite-bourgeoisie zoals de Fransen zeggen), kunnen we het best wat bronnen uit de 19de eeuw volgen.
Vanaf 1820 konden ambachtslieden en handelaren tot de vroege middenklasse worden gerekend, later aangevuld met winkeliers en de lagere middenstand. Vaak werd ook de middenklasse op het platteland beoordeeld op het feit of men onroerend goed bezat en of men zich huishoudelijke hulp kon permitteren. In de stad was de omgeving waar men woonde weer belangrijk en werd tevens opleiding een steeds belangrijker component. In een Amerikaan in Europa schreef Zschokke in 1847 over de middengroepen in (Europa en) de V.S.:
“In plaats van de adel van afkomst, wint de adel der natuur meer en meer veld; het edelste gedeelte der natie, dat is de middelstand, neemt meer en meer plaats in. In den veelzijdige wetenschappelijk vorming van denzelven, in zijnen toenemenden rijkdom, in zijne bedrijvige werkzaamheid, concentreert zich de eigenlijke kracht, de wezenlijke glans van de staat. “
De Engelsman Brown noemde in 1849 bijvoorbeeld al “farmers, mechanics and merchants” de middenklasse.[33] De New York Times omschreef in 1860 de middenklasse in de V.S. als een groep waartoe ondermeer behoorden “professional men, clergymen, artists, professors, shopkeepers and uppermechanics”. Hierbij moet gedacht worden aan advocaten, bankiers, hoge ambtenaren e.d. en door de schaalvergroting in het kapitalisme de beter betaalde arbeiders en andere zelfstandigen.
De verscheidenheid aan opvattingen en inzichten in politiek en economisch opzicht werd groter dan zij al was met de opkomst van de daarbij behorende nieuwe dynamische groep ondernemers in de grote steden die de industriële ontwikkeling droeg, financierde en verzekerde en daarmee grote kapitalen verwierf. Zij voelde zich daardoor boven de ‘gewone’ middelstand verheven. En omdat een reis naar Europa voor kortere of langere tijd een voorwaarde was voor haar status, wilde men de eigen positie afmeten aan de Europese standenmaatschappij waarbij de status en het imago van de adel grote invloed uitoefenden. Hoewel Boston, Philadelphia belangrijke steden waren met een welvarende elite, was het toch vooral New York waar zich de rijkdom verzamelde: al in 1846 telde men 15 miljonairs en 19 andere bezaten al meer dan een half miljoen dollar en vele inwoners bezaten meer dan honderdduizend dollar. Dat aantal liep snel verder op ook al doordat vanaf 1850 veel goud uit Californië in de zakken van slimme New Yorkse handelaren verdween. [34] Dat waren ontzagwekkende kapitalen want volgens de kleinzoon van J.J.Astor , J.J. Astor (III) , in zijn tijd een der meest vermogende personen in de V.S. en daarbuiten , was omstreeks 1850 10.000 dollar per persoon per jaar voldoende om zich te kunnen wijden aan het 'goede' comfortabele leven,- dolce far niente-, en dit was inclusief een reis naar en door Europa. [35]
Want ondanks allerlei politieke, economische en sociale verschillen in die groepen, groeide er toch een gemeenschappelijk aantal (middenklasse)normen en waarden met Engels als voertaal. Het gezin en de vrouw daarin als moreel en (Protestants)religieus baken werd steeds belangrijker maar ook het verkrijgen van comfort en luxe werd niet meer op voorhand als verderfelijk voor die normen en waarden afgewezen.
Vanaf de stichting van de Republiek waren de aanstichters van de revolutie over comfort en luxe redelijk dubbel in hun opvattingen. Ofschoon aanvankelijk luxe door een 'steile' puritein, de ´foundingfather´ en latere president John Adams (1825-1829) in het postrevolutionaire tijdperk met decadentie en moreel verval kon worden gelijkgesteld en door Andrew Jackson (1776-1847) als behorende bij een aristocratische leefwijze die hij verafschuwde, waren er ook anderen – en niet de minste - , zoals Benjamin Franklin (1705-1790), die in de geest van de Engelse econoom en predikant Malthus, de mening waren toegedaan dat comfort en luxe, mits die aan bepaalde voorwaarden voldeden als smaak, morele waarden en een zekere functionaliteit, een zegen en een beloning voor een hardwerkende bevolking die naar úpward mobility’ streefde zou kunnen zijn.[36] Want de Amerikaanse bevolking liet duidelijk merken dat comfort en luxe echt niet werden afgewezen.
De Puriteins protestantse opvattingen over de absolute soevereiniteit van God, predestinatie en zondebesef – een opvatting over de mens die weinig ruimte liet om jezelf te verbeteren tijdens je werkzame leven omdat al voor je geboorte was bepaald dat je wel of niet in de hemel terecht zou komen - werd door velen als te strikt en door steeds meer generaties beperkend ervaren. Deze opvatting onder invloed van de zogenaamde Tweede Opwekking ( Second Great Awakening) tussen 1800 en 1830 ingeruild voor de meer - wat de historicus Bruinsma noemde- , de Arminiaanse opvatting, namelijk de overtuiging dat men niet kon weten wie een welwillende God had uitverkoren; dat mensen een plaats in het hiernamaals konden verdienen met hard werken en dat veel verdienen geen schande was mits men zijn religieuze en morele integriteit behield. [37] Al in 18de eeuw waren er Amerikaanse theologen die (neoklassieke) schoonheidsidealen niet de vroomheid in de weg stonden en rondom 1830 waren er meerdere geestelijke voorlieden die ‘çivilizing’ invloed van schoonheid en comfort in het huis benadrukten waardoor er veel meer ruimte kwam voor de middenklasse om te consumeren.[38]
Waar de schepping van de wereld door God alleen tot stand was gebracht, waren vele Amerikanen na de Revolutie ervan overtuigd dat zij op die aarde waren gezet om Gods werk voort te zetten en de V.S. moest daarin vooroplopen. [39] De Amerikanen zagen hun land als ‘God’s own country’ en wilden dat idee van de uitverkoren natie ook graag uitdragen. [40] Welstand werd verkregen dankzij slimme handel, geslepen commercieel inzicht en in die zin was het moreel verdedigbaar. De gedachte dat naast comfort ook luxe niet direct corrumperend zou werken, zou uiteindelijk ingang vinden ofschoon er wel altijd een zekere afkeer tegen te veel exclusief uiterlijk vertoon aanwezig bleef.
"Luxury is debilitating and demoralisingonly when it is exclusive", verklaarde een predikant bij de Wereldtentoonstelling van 1853 in New York en dat zou heel lang de grondgedachte blijven in de Amerikaanse samenleving.[41] Men ging ook in de V.S. met enig minachting neerkijken op -armoede werd volgens de middenklasse ontstaan door moreel verval en gebrek aan huiselijkheid – en op een eenvoudige leefstijl, een stijl die men meer geschikt ging vinden voor de arbeidersklasse.[42]
Elke Amerikaan wilde gaan behoren tot de welvarende burgerij en streefde naar geld en status. Zelfhulpboeken als bijvoorbeeld van Samuel Smiles en Elisabeth Beeton uit de jaren zestig eeuw leken daarbij uitstekende hulpmiddelen om zich daartoe te verheffen.[43] Wel bleef er aanvankelijk een groot verschil in tempo van verandering bestaan tussen het enorm uitgestrekte platteland in het Zuiden en Westen en de Oostkust met zijn grotere steden. Er groeiden onontkoombaar stevige inkomensverschillen waardoor er steeds meer klassenonderscheid en exclusiviteit door individuen werd nagestreefd. Zo kon , met vage grenzen weliswaar, een upperclass weer uit de middenklasse ontstaan. Weliswaar bestond er in de V.S. niet (teveel) onderscheid op basis van geboorte, maar de ene Amerikaan had nu eenmaal zijn zaakjes beter voor elkaar dan de andere en dat mocht uit eindelijk best getoond gaan worden. [44]
De culturele uitstraling van die elite in de steden aan de Atlantische kust was enorm dankzij de verspreiding van het gedrukte woord (en plaatjes) in boek en krant waardoor de culturele inzichten van deze middenklasse grote verspreiding kreeg. De V.S. bezat namelijk een leeshongerige bevolking. Lezen werd bij bijna iedereen als een basisvoorwaarde gezien. Er was een veelheid aan kranten, tijdschriften en boeken. Al in 1811 was de stoommachine in de grafische industrie geïntroduceerd, was het drukproces aanzienlijk versneld. Elk dorp of stadje een eigen nieuwsblad maar vooral de kranten en tijdschriften uit de grote steden - met als uitschieter New York-, hadden grote oplages.[45] De tijdschriftenmarkt werd gedomineerd door de uitgevers in de grote steden, waarvan alleen al New York rond 1860 goed was voor een derde van alle publicaties! De Amerikanen waren buitengewoon geinteresseerd in technologische innovaties die arbeid konden verlichtten, een betere (transport) service garandeerden en het leven met comfort veraangenaamden. Al rond 1840 was de telegraaf geïntroduceerd met het ‘schrift’ van de Amerikaan Samuel Morse als taal en in 1852 had de VS al 40.000 mijl aan telegraafkabel in gebruik. In 1866 volgde de trans-Atlantische kabel tussen Europa en de V.S. dankzij de niet aflatende inspanningen van de Amerikaanse financier Cyrus Fields. Zij bouwden al de beste zeilschepen als de razensnelle clipper die vooral Engelse handelaren werden gekocht voor de vaart op India voor de opening van het Suez kanaal in 1869. De “Coltrevolver” was een wonder van eenvoud, het gevulcaniseerde rubber van Goodyear, het slot van Hicks dat niet door anderen te openen was en vooral hun inventies voor mechanisering van de landbouw door McCormick en later de vindingen van Edison oogsten dankzij de Wereldtenstoonstellingen overal bewondering.[46]
- De nucleus van de Amerikaanse samenleving: vrouw, religie en kinderen
De positie en invloed van de vrouw in de Amerikaanse samenleving was voor menig bezoeker ook een reden om daarover naar huis te schrijven. Maar, en dat mag natuurlijk in dit verband niet vergeten worden, er was heel lang een chronisch tekort aan vrouwen omdat vaak de mannen als eersten emigreerden en later pas hun familie over lieten komen. Hier belichten we in het kort de positie van de dames uit de middenklasse.
In de eerste jaren na de Revolutie aan het eind van de 18de eeuw, waren veel vrouwen - aan de Oostkust- actief betrokken bij handel en ambacht; na de eeuwwisseling werd haar rol het publieke leven ten behoeve van de intiemere, huiselijke sfeer meer en meer teruggedrongen. De woning was aanvankelijk een plaats waar men alles produceerde wat men nodig had en tevens een onderkomen voor vele leden van de familie. Door de snel voortschrijdende verstedelijking, de ontwikkeling van de voorsteden voor de beter gesitueerden, de opkomst van een industriële productie na 1830 en de introductie van de laissez-faire kapitalistische markteconomie verdween langzamerhand de thuisgebonden arbeid in de stad wat echter niet leidde tot een grotere vrijheid voor de vrouw des huizes.[47]
Waar deugd eerst nog een revolutionaire term was, van toepassing op de meest vurige nationalisten, werd deugd in de loop der jaren meer en meer gefeminiseerd en steeds vaker met vrouwelijk gedrag en kuisheid geassocieerd. Het domein van de vrouw werd uitsluitend het gezin met als belangrijkste functie voor haar het groot brengen van de kinderen. Die nieuwe positie van de vrouw binnen en buiten het huwelijk was een onderwerp van veel advies en discussie en een die bepaald werd door religie, moraal en etiquette. Daarover werd veel geschreven en geadviseerd in boeken en tijdschriften. Honderden religieuze en seculiere publicaties accentueerden het belang van het gezinsleven en de functie van de vrouw daarin.[48] Er waren etiquetteboeken die voorschreven hoe men met elkaar moest omgaan, wat precies aan beschaafd gedrag werd gevraagd en hoe men zich ook fysiek naar buiten moest presenteren.[49] Daarin werd duidelijk de rol van de vrouw en de man omschreven en die boeken waren doordesemend van rationaliteit en orde en lieten weinig ruimte aan spontaniteit.[50] Al die stichtelijke en normstellende literatuur had in ieder geval wel tot gevolg dat de middenklasse man voldoende werd gereglementeerd dat hij zich beschaafd in het gezelschap van de vrouw opstelde.
De Amerikaanse vrouw had in het algemeen aanvankelijk in de 19de eeuw weinig rechten en een overmaat aan plichten. De afhankelijkheidsrelatie van de man was enorm. Zij was volgens de wet totaal ondergeschikt aan de man. Zo mocht de vrouw bijvoorbeeld geen (onroerend)goed bezitten. Mississippi was de eerste staat in 1839 waar dit veranderde, maar zij mocht er niet mee handelen! De gehuwde vrouw had geen kiesrecht en zeker de eerste decennia veel te weinig scholingsmogelijkheden.
“Because of her legal non- existence, she could not sue or be sued, own any property, whether earned or brought into marriage, or have any rights in her children. [51]
Ook waren weinig maatschappelijke functies open voor vrouwen met uitzondering van het leraarschap op zondagschool of op een ‘gewone’ basisschool. Zo was er een keurslijf gegroeid waarin de getrouwde vrouw zich opgesloten mocht voelen, maar dat de eerste decennia nog niet tot veel kritiek aanleiding gaf. Dat bleek ondermeer bijvoorbeeld bij de ontvangst van de Schotse schrijfster Frances Wright (1795-1850) die in 1821 al belangrijk boeken over de V.S. had geschreven zoals Views on Society and Manners in America. Deze anti-slavernij activiste, vrijdenkster, atheïste en actievoerder voor meer vrouwenrechten kreeg nauwelijks enige respons in de V.S. ! [52] Ook het eerste feministische boek van de Amerikaanse Margaret Fuller die in 1845 Women of the 19th century schreef, werd niet zonder kritiek ontvangen. Fuller kwam helaas om het leven door een schipbreuk in 1850 op terug reis van Europa.
De historica Welter schilderde in een beschouwing over het begrip “True Womanhood” dat er vier kardinale deugden konden worden onderscheiden waaraan de blanke (getrouwde)vrouw uit de middenklasse in deze periode eigenlijk diende te voldoen: piety (zuiver in haar geloof), purity (kuisheid), submissiveness (onderworpenheid) domesticity (huiselijkheid).[53] Van de vrouw des huizes werd zelfs verwacht dat zij juist de man passend gedrag en beschaving bijbracht, zoals dat in 1836 als volgt werd omschreven:
“in forming and improving the general manners, disposition and conduct of the other sex, by society and example.”!
Ook kan men aan deze vier deugden nog het begrip nationalisme worden toegevoegd. Noch man of vrouw twijfelden tot circa 1850 aan de soliditeit van al deze deugden en bij geuite twijfel werd men al gauw beschouwd als vijand van God, Beschaving en de Amerikaanse Republiek! Thuis ’groeide’ uit tot hart van het rustige privéleven met de vrouw (en kinderen) als middelpunt van het gezin. Dat was nu echt de natuurlijke orde der dingen geworden. In de steden ging de heer des huizes steeds vaker buitenshuis werken en de positie van de vrouw veranderde daardoor ingrijpend in de eerste decennia van de 19de eeuw. Het gezag van de man was groot en soms absoluut, hij ging voor in het gebed in de huiselijke kring, maar zijn vrouw was het morele baken en het huis haar domein. Huwelijken werden nog altijd gesloten met het oog op sociale en materiele welstand, maar de romantiek kreeg steeds vaker voorrang boven andere overwegingen. Het gezin met kinderen geboren uit liefde, werd de nucleus waaromheen zich het sociale leven zich ging afspelen. Huiselijkheid in een klein gezin werd een belangrijke burgerlijke kwaliteit van het leven voor zowel man als vrouw uit de middenklasse. Of zoals de historica Regina Morantz het verwoordde:
“The ideal of the modern family – small in size,, emotionally intense, and woman supervised – made its appearance as a distinctive emblem of middleclass culture. [54]
Volgens de Zweedse schrijfster Frederica Bremer was er in 1858 voor de Amerikaan niets idealer dan haar/zijn thuis en een goed huwelijk gecombineerd met maatschappelijke activiteit (en reis naar Europa). [55]
“Woman is centre and the lawgiver in the home of the New World, and the American man loves that it should be so “
Zo was het huis als privédomein ontstaan waarin de keurige (getrouwde) vrouw moest worden afgeschermd tegen ongewenste aandacht en intimiteit en een toonbeeld moest zijn van kuisheid en bescheidenheid. Die bescherming van de goede zeden werd nog wat strenger doorgevoerd in de openbare ruimte. Er kwamen daartoe speciale ingerichte damessalons, aparte wachtruimtes, aparte ingangen in hotels, banken e.d. Voor de man echter, waren er nauwelijks maatschappelijke belemmeringen. De openbare ruimte was en bleef het domein van de man, ofschoon er natuurlijk wel ruimte voor haar was ingeruimd anders zouden man en vrouw elkaar nooit kunnen ontmoeten. Maar het was een feit dat het openbare leven gedomineerd werd door de man. Hij moest de kost verdienen, politiek bedrijven, kortom de ‘echte’ mannenwereld zoals al in 1840 door de Tocqueville in zijn studie over de democratie in de V.S. werd vastgesteld.
Catharine Beechers boek Treatise on domestic economy uit 1841 was de neerslag en de Bijbel van deze opvatting. [56] Haar opvatting “moral and religious education must be the foundation of national instruction” vond in de blanke middenklasse een zeer gewillig oog en oor. Maar waar een Engelse dame meer maatschappelijke vrijheid kreeg nadat zij getrouwd was, kwam de Amerikaanse getrouwde vrouw dus juist in het door etiquette en morele, religieuze en maatschappelijke conventies geregeerd keurslijf terecht zonder veel wettelijke rechten.
Toch het feit dat men veel over de positie van de vrouw berichtte, zegt iets over een aantal opvallende aspecten daarvan. Hertog Bernard van Sachsen Weimar sprak al in 1828 zijn bewondering uit voor de dames die hij op soirees en diners in Boston ontmoette en waren onderricht in Grieks en Latijn. Of de Engelsman Buckingham die in 1840 de V.S. bezocht en een graag geziene gast was in de ‘hoogste’ maatschappelijke kringen. De Amerikaanse vrouw bezat volgens hem als karaktertrekken vooral huiselijkheid, fijnzinnige sociale vaardigheden, een goed gevoel voor het gastvrouwschap en bovenal morele en religieuze kwaliteiten.[57]
Hierbij moet echter ook een zekere dubbelzinnigheid in de positie van de getrouwde vrouw vermeld worden. Veel vrouwen uit de middenklasse hadden voldoende vrije tijd door hun welstand en namen daardoor buitenshuis deel aan diverse sociale en religieuze organisaties onder de paraplu van het Protestantisme voor morele en daadwerkelijke hervormingen. Vooral op het gebied van vrouwenrechten, onderwijs voor vrouwen, geheelonthouding via de ‘Temperance-movement’, anti-prostitutie en de anti-slavernijbeweging was men zeer actief.[58] Het ongenoegen met hun positie als een bijna rechteloze getrouwde vrouw groeide met de jaren en al in 1848 was de eerste vrouwenconventie gehouden in Seneca Falls met een eindverklaring dat vrouwen gelijkberechtiging wilden.[59]
In Europa , waar steeds meer en vaker gepubliceerd werd over de V.S., kreeg men wel in de gaten dat de gelijkheid der geslachten een Amerikaans ideaal aan het worden was. Die eis werd echter voorlopig zeker niet wettelijk ingewilligd en het zou nog even duren tot in 20ste eeuw. Wel werd er wetgeving aangenomen die hun wettelijke steeds verder positie verbeterde, meer scholingsmogelijkheden op universitair niveau mogelijk maakte, maar voor de gelijkheid tussen man en vrouw moesten zij het voorlopig uitsluitend doen met de uiterst beschaafde behandeling door de man die velen reizigers bleef verbazen. Het Nederlandsche Magazijn bijvoorbeeld schreef in 1859 dat er geen land ter wereld was waar de beschaving van de vrouw van grotere invloed was op de maatschappij dan in de V.S.[60] Echt kiesrecht zou pas in de 20ste eeuw worden ingevoerd.
Rond 1850 kon al meer dan 85% van de (blanke)vrouwen lezen en schrijven en ware de eerste colleges gesticht waar zij hoger onderwijs konden volgen. Maar dat in de 19de eeuw de opvoeding anders was dan in Europa was wel een feit. “Ladies paradise” was een term die dominee Philip Schaff in 1855 , die lang om de V.S. had gewoond vaak hoorde als men over de Amerikaanse (middenklasse)vrouw sprak – in het bijzonder de ongehuwde vrouw- , omdat men haar meer dan overal elders met bijzonder veel egards behandelde en een steeds grotere mate van vrijheid toestond. [61] Natuurlijk werd dit niet door elke reiziger zo ervaren. Blackwood Magazine, een Engels/Schotse periodiek publiceerde al in 1867 een artikel over de Amerikaanse vrouw en kinderen uit de grote stad dat volgens het Amerikaanse Ladies Repository uit datzelfde jaar geschreven was door een ‘vijand’ van de Amerikaanse vrouw maar dat een interessante inkijk geeft over de verfoeilijke toenemende vrijheid van de vrouw uit de middenklasse.[62] Bijvoorbeeld Emilie Faithfull viel het op de ongetrouwde vrouwen veel meer vrijheid zich toe eigenden door zich zonder toezicht met heren te kunnen onderhouden. In de hotels waren zogenaamde ‘ladies ‘reception rooms’, waar dames zich kuis konden onderhouden met gasten. Wel werden die ontmoetingen vaak gemonitord door hotelpersoneel om haar niets naars te laten overkomen (of een scheve schaats te rijden) ! [63] Ook wees zij op het feit dat over deze ontwikkeling op het conservatieve platteland heel anders werd gedacht. Ook maakte men zich niet meer vrolijk niet meer over die wonderlijk ver doorgevoerde separatie van de mannelijke en vrouwlijke domein. Algemeen verbaasde men zich over het succes van de vrouwenemancipatie, hoewel niet iedereen dat zo zag. [64] Dames, alleenstaand of vergezeld door een chaperonne of vriendin, ondernamen in het midden van de eeuw reizen op zoek naar werk (lerares, boekenverkoopster, naaister, huishoudster), naar een echtgenoot, een dagje uit of gingen met gezin of op visite bij familie of kennissen. New Yorkse meisjes leerden Frans omdat de taal was die in hoogste kringen ook werd gesproken. Desalnietemin was Verdi ervan overtuigd in 1897 dat de Amerikaanse vrouw het voorbeeld in de wereld zou zijn voor het feminisme! De man was het daarmee niet oneens want de Amerikaan ging er prat op dat een vrouw alleen zonder problemen en niet lastig gevallen door de V.S. kon reizen. Matthew Arnold (1822-1888), de Engelse dichter en cultuurcriticus, sprak over twee zaken die sociale gelijkheid in de V.S. hadden opgeleverd. Enerzijds was er de informele wijze waarop men elkaar aansprak, maar hij wees bovenal op de positie en ongekunsteldheid van de Amerikaanse vrouw uit de middenklasse in tegenstelling tot de Engelse.[65] De verklaringen voor dit fenomeen verschillen nogal maar het leidde tot menig interessante verhandeling, ook onder (bezoekende) tijdgenoten, over de positie van het meisje en de volwassen vrouw in Amerikaanse samenleving.[66] De mneeste dames voldeden buitengewoon aan het ideale beeld zoals morele gezagsdragers in de V.S. dat graag zagen, maar tegelijk kregen de kinderen een veel vrijere opvoeding dan men zou verwachten.
Veel buitenlandse bezoekers verbaasden zich ook over de wijze waarop Amerikaanse ouders met hun kinderen omgingen en waarbij het fundament voor normen en waarden werd gelegd voor hun latere leven. Vanaf de eerste decennia van de 19de eeuw was voor veel bezoekers van de V.S. bijvoorbeeld de tolerantie van de ouders voor afwijkend gedrag een reden tot verbazing en meestal ook voor beklag over de invloed van deze opvoeding op de komende generaties! Rond 1830 was de opvoeding van kind niet meer gericht op voortdurende disciplinering maar steeds meer op opleiding en autonomie. Vanuit de Puriteinse tradities werden kinderen die konden praten al heel snel geleerd (de Bijbel) te lezen. Ofschoon in de loop van de eeuw de jonge leeftijd wat werd bijgesteld naar 4 en 5 jaar, bleef het lezen naast een uitgebreid pakket aan vakken voor algemene vorming, een belangrijk aspect van de opvoeding. Bij zelfstandigheid in een onzekere wereld moest (hij of zij) leren omgaan met zijn/haar onafhankelijkheid.[67] De Fransman Murat bijvoorbeeld stelde al in 1834 vast dat in de V.S. het huwelijk zo lang mogelijk werd uitgesteld om van een ongestoorde, vrolijke jeugd te kunnen genieten met een voor Franse (en Engelse begrippen) ongehoorde vrijheid, voordat men in het keurslijf met weinig rechten van de huwelijkse status terechtkwam.· Lieber schreef in dat zelfde jaar een lange verhandeling in een van zijn brieven over de Amerikaanse vrouw en kwam tot de volgende conclusie:
….so strange, be a girl ever so coquettish, - yes, even a positive flirt, who unavoidably in Europa, would make her future husband unhappy as soon as she were married, here she becomes the domestic and retired wife…[68]
De Fransman de Tocqueville had veel bewondering voor de kinderen vanwege hun intelligentie, vrijheid en reislust. Ook C.A. Murray , niet te verwarren met de reisgidsschrijver John Murray, schrijft lovend op hun ‘vrije’ opvoeding en opleiding maar bleef zich verbazen over het feit dat veel meisjes jongens kenden omdat ze samen op school hadden gezeten en daardoor blijkbaar de vrijheid kregen om deze jongens zonder bedienden of chaperonnes te ontmoeten! De Duitser Grund had ook al in 1837 al een uitgebreid positief hoofdstuk gewijd aan de ‘vrije’ opvoeding en gedrag van de Amerikaanse jonge vrouw. De Argentijn Sarmiento, de latere president van dat land in Zuid-Amerika, met zijn formele Spaanse opvoeding, was in 1847 verbijsterd over de vrijheid die de jonge, ongetrouwde meisjes kregen. Zij was naar zijn mening zo vrij als een vlinder (!), zij reisde alleen, ging allerlei (weliswaar kuise) relaties aan zonder dat de tegenpartij was voorgesteld aan de familie, sterker nog zonder dat de familie zich daarmee bemoeide. Bovendien kon ze om 2 uur s’ nachts naar huis begeleid worden door de man met wie ze de gehele avond had gedanst![69] Hoe bijzonder dit was en bijvoorbeeld in Frankrijk absoluut ondenkbaar was, laat de historicus Zeldin zien als hij een toneelstuk uit 1865 citeert waarin 2 meisjes uitriepen nadat ze door hun vader een verbod was opgelegd om alleen te gaan wandelen en de meisjes verwezen naar de V.S. waar dit wel mocht! [70]
Maar ‘homemaking’ bleef ook in de V.S. nog lang een belangrijk onderdeel van de opvoeding. Zoals nog in 1866 werd gezegd in een boek gewijd aan het huis:
"A home is an enclosure, a secret, separate place, a place shut in from, guarded against, the whole worldoutside……. the peculiar sphere of woman. With the world at large she has little to do. Her influence begins, centres, and ends in her home." [71]
Maar na de Burgeroorlog was de Amerikaanse samenleving in een stroomversnelling terecht gekomen. De snelheid van de ontwikkeling in de V.S. in de tweede helft van de negentiende eeuw van een door etiquette beheerst maatschappelijk leven naar een informeler samenleving waarin een veel losser gedrag werd getolereerd, was opvallend. · De positie van de vrouw veranderde ingrijpend, “ True Womanhood” , de overdreven karakterisering op basis van moraliteit en religie, raakte als begrip en ideaal geerodeerd in de grootstedelijke welvaart en cultuur. Home-making’bleef een der belangrijkste activiteiten voor de getrouwde dames. Buitenlandse reizigers begonnen zich steeds vaker te verbazen over de vrijheid die getrouwde maar vooral ongetrouwde vrouwen zonder chaperonnes kregen toebemeten.[72] Er werden toen al ontwikkelingen zichtbaar in de opvoeding en scholing die in de generaties die volgden de jonge ongetrouwde Amerikaanse blanke meisje/vrouw tot een der meest assertieve en vrijgevochten dame in het Atlantisch gebied zouden maken.
“It has been said that there are only two positions in life to which it is desirable to be born ….Czar of all the Russians and an American woman”! [73]
Overal ter wereld, vooral in Frankrijk, Groot-Brittannie en vooral Latijns-Amerika werd met bewondering naar deze ontwikkelingen gekeken. Maar er waren zeker ook tegengeluiden te lezen. Het waren twee Midden-Europese vrouwen, de Duitse Ottillie Assing (1819-1884), een lerares in New York en een fervent tegenstander van de slavernij en de Oostenrijkse wereldreizigster Ida Pfeiffer (1799-1858) die in de jaren vijftig in Amerika bezocht, die een stuk minder positief over de veroverde vrijheid waren.· Beide dames , voorstander voor de emancipatie van de vrouw die daar dus al een stuk verder was, waren nog voor een deel gevangen in hun formalistische Duits/Oostenrijkse keurslijf van de betere klasse en vonden wel deze jonge dames veel te vrij in hun opvattingen, waardoor zij hun vrouwelijke taken verwaarloosden.[74] Pfeiffer vond het vooral heel ernstig dat meisjes een algemene schoolopleiding genoten op privéscholen met in navolging van het Engelse Victoriaanse educatie ook zelfs Latijn en Grieks en meer met emancipatie bezig waren dan met hun vrouwelijke taken zoals het moederschap![75] Een Engels consul die zeven jaar in Boston had geleefd was zelfs duidelijker. Hij vond ook de relatie van de kinderen met de ouders veel te losjes en dat alleen maar tot ongelukken in de volgende generaties leiden! Hij vond ook dat de moeder hopeloos te kort schoot in de opvoeding om in het bijzonder de meisjes manieren bij te brengen! [76] In Amerika werden kinderen in de beste kringen volgens hem als kinderen behandeld. Ook de meisjes werden niet weggestopt in privéscholen maar vergezelden hun ouders op hun reizen. Volgens hem bereikten de meisjes op hun twaalfde/dertiende jaar het moment van ‘zelfmanagement’.[77] Of zoals Bavinck in 1892 constateerde:
“De Amerikaansche kinderen kenmerken zich dikwerf door een vrijheid die van brutaliteit weinig verschilt. Zoo kunnen dames leven voor haar lichaam of haar ziel, voor genootschappen en vereenigingen waarvan ze gaarne leden zijn. “[78]
Nog in 1930 zou de filosoof/pacifist Hermann Keyserling na zijn reis door de V.S. schrijven over ouders en hun relatie met hun kinderen: “Amerika ist zutiefst das Land des ueberschatzten Kindes “[79] Die losse opvoeding zou een doorn in het oog van veel bezoekers blijven zoals bij de theoloog Herman Bavinck na een bezoek in 1892 en Hugo de Vries na 1906.! [80]
Dat ontzag voor de vrouw en beschaving die men haar toedichtte, leidde er toe dat de vrouw vrijwel overal met alle egards werd benaderd en behandeld en zo kon Morris in 1897 schrijven:
For, as it is, the women, since they do all the reading and travelling, easily lead in and monopolise the entire intellectual and social life of the country and the men are nowhere.[81]
De geest was echt uit de fles, de Amerikaanse vrouw zou zich een ongekende vrijheid veroveren misschien wel juist door die opvoeding waar menigeen zich zo over verbaasde, die zij zich niet meer liet afnemen. Want als de New York Tribune in 1882 terugkijkt op twintig jaar emancipatie kan de journalist vaststellen dat de hervormers gewonnen hadden en er veel meer banen nu openstonden voor de vrouw. [82] De ‘high society’ werd beheerst door dames en bovenal vrijgevochten frivole jonge dames, wat ook menig man in de V.S. op zoek naar een zekere onderdanigheid, met enige angst vervulde. [83] Vrouwen mochten al naar de universiteit, kregen stemrecht op het niveau van de afzonderlijke staten en konden bijvoorbeeld als arts al een praktijk starten. In 1870 ging nog maar 1 procent van de jonge Amerikanen naar instituten voor hoger onderwijs, maar daar waren toen al meer dan 20% dames onder, in 1896 was hun percentage al gestegen tot 36 % van een veel grotere populatie. In 1900 waren er al 85.000 vrouwen met een bachelordiploma. [84] Verstedelijking, minder kinderen, grotere welvaart, beter carriere mogelijkheden en het bloeiende club- en verenigingsleven voor vrouwen werkten allemaal mee en niet in het minst tijdschriften zoals de The Delineator (oorspronkelijk een blad voor breipatronen), Cosmopolitan, Munsey’s etc. [85]
Nu moest natuurlijk wel het specifieke vrouwelijke bewaard blijven en dat begon enigszins in het gedrang te komen![86] Hun vrijheid, vrijpostigheid, zelfstandigheid van zowel de ongetrouwde als getrouwde vrouwen werd afgekeurd, en dan waren er meisjes die de zelfde vrijheid claimden als jongens! [87] Hun ‘eigenwijsheid’ werd volgens de schrijver versterkt door de overdreven galantheid van de mannen, dat de ver doorgevoerde democratie waardoor vrouwen eigen beroepen konden uitoefenen en de onwil om dienstbaar te zijn waardoor er zovelen in hotels wonen en te weinig lichaams beweging kennen! .. en de kinderen groeien op voor galg en rad in de hotels, kennen geen manieren. Zoals Hugo Munsterberg , een Duitse psycholoog en hoogleraar aan Harvard vanaf 1892 bekende dat de eerste maanden in de V.S. hij zich bijzonder verbaasde over de vrijheid die kinderen kregen toegemeten en hun gebrek aan respect voor ouderen. Maar het waren vooral de gestudeerde vrouwen/moeders die hem fascineerden: …. She was the perfection of Eve’s sex…[88]
In 1900 verdienden van de 37 miljoen vrouwen al ruim 5 miljoen hun eigen inkomen. Wat later in 1906 stelde hij dat beeld nogal bij toen hij veel langer in de V.S. woonde en betoogde dat gemengde scholing en dezelfde kansen voor een opleiding voor meisjes er toe hadden geleid dat het gezinsleven door een huwelijk i.t.t. in Duitsland voor de vrouw geen aantrekkelijke optie meer was waardoor de samenleving gevaar liep. Bovendien monopoliseerden de goed opgeleide dames de ‘higher culture’in de V.S. wat hij en verderfelijke ontwikkeling vond omdat daarin mannen richtinggevend moesten zijn voor een gezonde samenleving! De Fransman Charles Wagner, een liberale prediker die veel invloed had in de V.S. met zijn boeken over het eenvoudige leven en daar ook uitbreid had rondgereisd om zijn zienswijze te te prediken, onderschreef ook in 1906 dat veel goed opgeleide Amerikaanse vrouwen een veel grotere vrijheid voor zichzelf opeisten en in tegenstelling tot de Franse vrouw het huwelijk niet als een levensvervulling zagen. Maar hij zag in tegenstelling tot Munsterberg dat dit echt niet ten kosten ging van hun vrouwelijkheid.[89]
Aan het eind van de 19de eeuw was gemengd sociaal verkeer tussen ongehuwde mannen en vrouwen meer regel dan uitzondering. Zo ontstond voor vele buitenstaanders een verwarrende versmelting tussen groepen die naar exclusiviteit streefden op basis van welstand en geboorte en groepen die geen geld bezaten maar wel creatief talent, waarbij sociaal verkeer plaats had in riante woningen en in de oogstrelende decors van openbare gelegenheden. De kloof tussen de Amerikaanse en Engelse dames werd steeds groter. De Amerikaanse republikeinse opvattingen vonden hun weg in hun openhartigheid ten wie dan ook en dat werd hen niet altijd in dank afgenomen:
“ American women have succeeded wonderfully of late years in all foreign society from their beauty, their wit, and their originality. From the somewhat perilous admiration of the Prince of Wales and other Royal Highnesses for American beauties, there has grown up, however, a rather presumptuous boldness in some women, which has rather speedily brought them into trouble, and therefore it may be advisable that even a witty and very pretty woman should hold herself in check in England[90]
Het cliché van de te vrije Amerikaanse vrouw ontstond die geen normen en waarden meer kende. [91] Toch bleef de high-society in de grote steden nog lang voorschrijven dat sociaal verkeer in gezelschap van een chaperonne moest gebeuren.[92]
Dat dit niet uitsluitend door bezoekers van de V.S. werd geconstateerd bleek wel uit het feit dat in Amerikaanse tijdschriften steeds vaker werd gediscussieerd er serieuze generatieproblemen waren ontstaan in het gezin.[93] Volgens de predikant Stuart Cohen, die zich ook zo verbaasde over deze display van rijkdom, had het tonen en vooral exorbitant uitgeven van geld ook een sociale component: de kinderen van die rijkaards die dat in speculatie, spoorwegen, handel en industrie hadden verdiend, daarvan werd verwacht dat zelf een fortuin zouden maken en bovendien wist men maar nooit hoe lang je over de rijkdom kon beschikken! [94] De ‘ídeal woman’ zou in de middenklasse worden afgelost door de ‘New Woman’; de vroegere deugden en waarden waren in ieder geval in het Oosten aan slijtage onderhevig en zoals iemand opmerkte: de dames wilden een eigen identiteit en niet een afgeleide identiteit in dienst van de man. [95]
- De welvarende burgerij en haar huis: gebrek aan stijl, dan geimporteerde stijl en rijkdom
Niet alles veranderde heel snel, want daarvoor was de Amerikaanse samenleving te gelaagd in haar opinies. In 1878 werd het ‘thuis’ als middenklasse ideaal nog steeds bezongen. Zoals in Household Elegancies uit 1878, een gids om allerlei prullaria te maken, wordt de volgende lofzang aangeheven:
“Home! Is there a sweeter word in any language than Home. What can bring brighter pictures of joy; what can give images to remain longer on the mind; what can treasure more tenderly than memories of Home. [96]
Er is geen andere salon in de woning van de naar welstand strevende burgerij die het best status, maar ook de ‘upwardmobility’ illustreerde en tegelijk symboliseerde als de ‘parlor’, hoewel de betekenis van dit begrip in de literatuur niet altijd eenduidig is. [97] Een goed Christelijk ‘thuis’ met de vrouw aan het hoofd werd afgemeten aan de orde en netheid van dat huis en de welvaart die het uitstraalde. Armoede was een aspect van de morele neergang omdat elke Amerikaan zich op het ondermaanse zichzelf die welvaart had kunnen verschaffen. De ‘parlor’ was de representatieve, mooie kamer waar status, comfort en luxe samenkwamen. Hier werd het sociale en commerciële netwerk van het gezin onderhouden en maar werd ook wel vaak als ‘drawingroom’, een ruimte waar de familie kon samenkomen genoemd. Die salon werd gekoesterd en daarvoor stak men zich in de schuld. [98] Deze ruimte in huis was in het Groot-Brittannië van de 17de eeuw uitgegroeid bij de welgestelde klasse tot een salon waar men zich onderhield met de gasten. Deze bijzondere ruimte vormde vanaf circa 1840 ook in de V.S. in de planning van het huis de scheiding tussen het privéleven de woon/en slaapvertrekken, en de wereld daarbuiten. Deze ruimte was meestal dicht bij de entree tot de woning gelegen. Dan kon er nog een ‘parlor’ zijn, een informele ruimte gelijkend op een bibliotheek-achtige ruimte.
Maar nog niet elk lid van de middenklasse had in die periode een helder beeld hoe een dergelijke salon zou moeten worden aangekleed. Men had aanvankelijk te weinig voorbeelden; trendsetters en ‘smaakverbeteraars’ waren er nog nauwelijks en de beste ideeen moesten uit Europa komen.
Zo nu en dan verscheen er ook een belangrijk en invloedrijk boek waarin interieurs werden getoond in zwart-wit gravures. In 1833 verscheen de Encyclopedia of Cottage, Farm and Villa architecture and Furniture van de Engelsman John C. Loudon met veel voorbeelden en tips. In 1836 volgde An Encyclopedia of domestic economy van Thomans en mrs. Parker Webster. Een ander voorbeeld was het boek van de Amerikaan A.J. Downing uit 1850 over de ‘ countryhouses’ (waarbij villa’s met ruimten voor bedienden voor de rijken waren, en cottages voor de minder bemiddelde lezers) dat nog veel herdrukken zou kennen. Dat boek had tussen de teksten - en op zich waren deze niet bedoeld om uit te voeren - veel voorbeelden van meubilair in historische stijlen met veel pluche.[99] Hij schreef in zijn voorwoord dat ‘the Úseful’ nuttig is in architectuur en het interieur maar dat het zich omringen met mooie dingen een bijna religieus gevoel oplevert van nobelste en puurste vervoering. [100] Downing was ontzettend populair en toen de Zweedse schrijfster Bremer bij een bezoek aan Downing vroeg hoe dat kwam antwoordde hij :
“It happens that I came at a timewhen people began universally to feel the necessity of information about building houses and laying out gardens”. [101]
(De arme Downing was het slachtoffer in 1852 van een ontploffende hekwieler tijdens een race op de Hudson, maar dit terzijde.)
Met de komst van de damesbladen zoals Ladies National Magazine (1842), Home Magazine (1852) - met als eerste en grootste Godey’s Lady’s Book - vanaf 1830 tot 1898 - veranderden de zaken ook voor de minder rijke middenklasse, omdat met enige regelmaat suggesties voor het interieur werden gedaan. Nadat ook het meubilair en andere accessoires als kleden, gordijnen, behangsels ed. eerst per boot, en snel daarna per spoor overal naar toe kon worden vervoerd werden tijdschriften steeds belangrijker. Schaff schreef bijvoorbeeld nog in 1854 dat het begrip comfort vanuit het Amerikaans bijna onvertaalbaar is. In de omschrijving zoals hij die gaf, heeft comfort nog meest weg van een soort gezellige kneuterigheid waarin een grote rol is weggelegd voor de stoffeerder om het zitmeubilair van dikke kussens te voorzien.[102]
Maar historici zijn het er over eens dat het damesblad Godey Ladies book, het boek van A.J. Downing en de publikaties van Catharine Beecher Treatise on Domestic Economy (15 edities) uit 1841 en in 1869 geschreven samen met haar jongere getalenteerde zuster en schrijver H. Beecher-Stowe, een uitwerking daarvan in The American woman’s home met elkaar de arbiters van de middenklasse waren:
….. while none of their ideas was original, the ability of each to translate architectural and homemaking innovations made Godeys "the arbiter of the parlor," Beecher the evangelist of domesticity, and Downing the artistic advisor of the middle class.[103]
Ook importeerde men vanuit Groot-Brittannië de zogenaamde Eastlake stijl. Eastlake was een architect die een boek over meubilair maakte dat vooral in de V.S. vanaf begin jaren zeventig en tachtig populair werd en zeven herdrukken beleefde. Volgens een Amerikaanse schrijfster over inrichting was er in 1878 geen echtpaar te vinden dat geen Eastlake in de kast had staan! [104] Eastlake-stijl werd ook wel ‘modern gothic’ genoemd, met eerlijke, eenvoudige naar het Neo-Colonial nijgende stijlvoorbeelden, die nogal wat middeleeuwse elementen in zich verenigden, ambachtelijk waren . Eastlakes boek kende 5 edities en was populair tot aan 1890. Vrouwen werden ook vaak in woord en geschrift de les gelezen door predikers en andere religieuze voormannen dat de kwaliteit van het interieur nooit een overdreven weelderige indruk mocht maken. Voor een buitenstaander was de soort aankleding die men wilde, niet altijd helemaal duidelijk. Wel moest naast goede smaak ook vooral een gevoelswaarde worden uitgedrukt. Bovendien vonden deze predikers dat er een zekere (Christelijke) morele overtuiging getoond moest worden. Kate Jones uit Georgia, waar slavernij nog heel gewoon was, bijvoorbeeld vertrok in 1851 naar London voor eerste Wereldtentoonstelling. De geëxposeerde objecten maakten een verpletterende indruk, namelijk het verschil tussen Europese decadentie en luxe en de Amerikaanse eenvoud: …beyond our Republican comprehension. Opgemerkt dient daarbij wel te worden dat daar uitsluitend pronkmeubelen te zien waren die diende te imponeren. Dit boek van Eastlake werd niet gebruikt door de rijkere middenklasse.
Ofschoon de middenklasse dus aanvankelijk nog aan eenvoud van meubilair en aankleding in het interieur de voorkeur gaf, werd vanaf 1860 (in Europa) en in de V.S. het interieur in periodieken en boeken binnen de grenzen van het Historisme onderwerp van een niet aflatende discussie over indeling, passend decorum en stijl. Zij vonden deze stijl maar te eenvoudig en eigenlijk te armoedig. Maar de geest was uit de fles. Een inwoner uit New Hampshire schreef in 1859 nog dat 30 jaar geleden een piano of mooi tapijt op de vloer gezien werd als een “insufferable pride”, nu kwam men deze objecten in veel van hun ‘parlors’ tegen.[105] Maar hierbij moet wel bedacht worden er nog weinig meubelcatalogi verschenen waren en de warenhuizen zoals van Stewart pas in opkomst waren.
De echt rijken, die vaak ook al veel klassieke interieurs op hun reizen in het buitenland hadden gezien, hadden trouwens hier geen probleem mee, want bijvoorbeeld in New York waar het grote geld huisde, huurden zij architecten/inrichters uit Frankrijk of Engeland om hun huizen zo mooi mogelijk te laten inrichten. Revivalisme deed zijn intrede en dat noemen we Historisme. Het Historisme, dat wil zeggen het putten van directe citaten uit de stijlen van het (verre)verleden, ontleende zijn aantrekkingskracht blijkbaar vooral aan een algemeen verbreid gevoel, dat deze traditionele vormentaal het best de waarden over materiele welvaart, luxe en vooral status zou kunnen uitdragen. Dit waren de zogenaamde Periodestijlen zo genoemd doordat deze stijlen uit vele eeuwen werden gekopieerd en daardoor alle een specifieke historische benaming hadden.
Zo begon tussen 1840 en 1860 de 17e en 18e -eeuwse Franse LDW XIV en Rococo revival van het meubilair , stijlen die daarna eigenlijk niet c.q. nooit meer uit de interieurs van de welgestelden waren weg te denken. Stijlzuiverheid speelde al vanaf de jaren veertig geen rol van betekenis en het eclectisch samenvoegen van kenmerken van verschillende stijlen werd ook in het interieur niet als een bezwaar ervaren.[106]
Maar er waren natuurlijk wel regels. De auteur van de tekst in catalogus bestemd voor een Amerikaans publiek van de Wereldtentoonstelling in 1853 in New York “The world of science, art and industry “ bijvoorbeeld dat er wel diverse regels van goede smaak zijn die in dat geval moeten worden nagevolgd in het interieur en de architectuur “at the cost of the most ruthless disregard of propriety and violation of good taste” . Zo kan je bijvoorbeeld wel een Romeinse of Etruskische tafel in een ruimte zetten die Gotisch is aangekleed, maar geen Gotisch meubilair in Griekse architectuur. Want de decoratieve elementen zijn zo radicaal anders : “are openly and radically at war”. [107].
Het ornament als versiering dat in bijna alle Periodestijlen voorkwam, verheugde zich in een steeds grotere populariteit en er verschenen vele voorbeeldboeken op dit gebied.[108] Maar het waren vooral Frankrijk en- in mindere mate- Duitsland de belangrijkste producenten en exporteurs van het zogenaamde pronkmeubilair, ambachtelijk vervaardigd meubilair van zeer hoge kwaliteit. De pronkmeubelen zoals te zien waren op Wereld- en/of Kunstnijverheidstentoonstellingen die met grote regelmaat na 1850 in de (westerse) wereld werden georganiseerd, laten een ontwikkeling zien waarbij min of meer historisch correct de belangrijkste meubelstijlen uit het verleden werden gevolgd.
Voor de interieurs werden steeds vaker kosten noch moeite gespaard maar er kwamen ook stijlkopieën op de markt voor de kleinere beurs. Vanaf de jaren ’40 werd bijna alle meubilair al in de met stoom aangedreven fabrieken werden gemaakt. Deze meubelen werden in goedkopere versies voor een groeiende markt gemaakt en aan nieuwe, originele inzichten bestond geen behoefte.[109] Groot-Brittannië maar ook de V.S. hadden een belangrijke meubelindustrie die zich dus vooral toelegde op machinaal gekopieerde kopieën van de Periodestijl meubelen.
Zoals dus de architecten in de 19de eeuw lange tijd van mening waren dat een gebouw met een bepaalde functie een bepaalde stijl diende te krijgen aan de hand van het repertorium aan Periodestijlen, zo waren auteurs over interieurs van mening dat in een woning een ruimte die een bepaalde functie had, een daaraan verwante Periodestijl zou moeten bezitten om de aan die ruimte verbonden gevoelswaarde uit te drukken.
Bijvoorbeeld een salon als ‘parlor’ met een geheel eigen ameublementprogramma dient nu eenmaal een andere sfeer te ademen dan een ontvangsthal of een bibliotheek.[110] Bovendien kende een woning nog een verdeling in een mannelijk en een vrouwelijk domein, een opvatting die geleidelijk was gegroeid uit het rollenpatroon in de samenleving.[111] Slaapkamer, boudoir en salon kregen veelal een feminien accent door interieurs te creëren geïnspireerd door de Lodewijk XV (Rococo)of Lodewijk XVI-stijl, terwijl men voor de rooksalon, bibliotheek – in de V.S. later in de eeuw vervanger van de ‘parlor’ om mensen te ontvangen - of eetsalon een meer masculiene stijl prefereerde, die vaak in Gotische of Renaissance motieven werd gevonden.[112] Voor de rooksalon werd ook wel een beroep gedaan op exotische stijlvarianten die geïnspireerd waren door het Midden-Oosten.[113] Ook probeerden negentiende -eeuwse ontwerpers de meubelkunstenaars uit vroeger eeuwen te overtreffen. Vaak waren er negentiende -eeuwse 'verbeteringen' aangebracht die tegemoetkwamen aan de alles overheersende voorwaarde van het (zit)comfort.[114] Daarbij werd voor de aankleding niet uitgegaan van één dwingend concept, integendeel, er waren evenveel opvattingen binnen het Historisme als er auteurs waren.[115] De kunstgeschiedenis van het (Europese) interieur was nog niet geschreven en zou nog enkele decennia op zich laten wachten.
Als voorbeeld van hoe luxe steeds meer de samenleving beïnvloedde en veranderde door aan te schurken van de grootgeldbezitters tegen de aristocratie, kan dienen het enorme huis gebouwd in wit marmer met Versailles als voorbeeld, dat de dat de warenhuismiljonair A.T. Stewart in 1869 had laten bouwen in New York. Het was gebouwd met hetzelfde marmer als bijvoorbeeld het paleis Versailles. Maar er zouden nog vele andere voorbeelden geschetst kunnen worden. Uit hetzelfde jaar was er het schilderij van East Johnson, een Amerikaanse schilder, die de Brown familie (bankiers) had geschilderd in hun ‘parlor. Ontworpen door de Fransman Marcotte, was er nog wat kritiek op het tentoongestelde werk in New York op de rijke aankleding van de ruimte.[116]
Men omringde zich verder ook met een overdaad aan objecten en snuisterijen, die om hun decoratieve waarde voor het interieur werden aangeschaft. 1870 was wat dit betreft een van de topjaren in de 19de eeuw en de vele foto’s laten ook zien hoe de salons overdadig werden gestoffeerd.[117] De visuele complexiteit van het interieur werd groot en van een stilistische eenheid was voor de bewoner vaak geen sprake en die werd trouwens vaak ook zeer bewust niet nagestreefd. Een eclectische verwerking van Periodestijlaccessoires in meubels werd gedaan vanwege de aantrekkelijke oplossingen die zo ontstonden maar aanvankelijk ook bij gebrek aan kennis van de toegepaste stijlen bij opdrachtgever en ontwerper. Het aandacht moment binnen de woningen verschoof ook steeds vaker van ruimtewerking en plasticiteit van salon en het meubilair naar de overdaad aan snuisterijen en andere objectjes.
In de V.S. maar zeker in Europa ontwikkelde zich vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw dat Lehnert terecht het product van een verstedelijkte samenleving heeft genoemd, de zogenaamde 'kosmopolitische Kunstgewerbe'.[118] Kunstnijverheid die de grenzen oversteeg en aan het eind van de negentiende eeuw kunnen we zelfs spreken van een uniformering van de leefstijl.[119] De diversiteit in vormen binnen het Historisme was voldoende om een individuele keuze te waarborgen. Met duidelijk herleidbare vormen en details formuleerde de vormgever steeds opnieuw een relatie met het verleden om een continuïteit van traditie en geschiedenis te laten zien in een snel veranderende industriële samenleving.[120] In Frankrijk verzuchtte de president van de vakbond der schrijnwerkers in 1884 dat zijn leden minstens even goed hun ambacht beheersten als hun voorgangers, maar dat er geen markt was voor originaliteit. De koper wilde uitsluitend Periodestijlen als Renaissance, Lodewijk XIVe, XVe en XVIe meubilair. Aan het eind van de eeuw werden er zelfs kopieën vervaardigd van meubelen, die de grote meubelmakers/'ébénistes' uit de zeventiende en achttiende eeuw hadden gemaakt. Deze waren zelfs kwalitatief vaak beter dan de originelen en zeker comfortabeler. In 1896 toonde Julius Zwiener het meubilair dat hij had gemaakt voor Keizer Wilhelm II in Lodewijk XIVe en XVe stijl. Deze oriëntatie op het verleden bepaalde het gezicht van de vormgeving in het algemeen bij een klasse van welgestelden in de tweede helft van de negentiende eeuw tot ver in de twintigste eeuw. Er bestond een breed gevoelde overeenstemming over de toepassing van de schijnbaar onuitputtelijke vormenrijkdom uit het verleden, waarin representativiteit, comfort en luxe op de beste wijze konden worden uitgedragen.[121] Over de toegepaste stijlen, eclectisch samengesteld of historisch correct, mochten soms de meningen verschillen- en die verschilden nogal naar gelang de regio of stad- , maar niet over de toepassing van ornamenten en andere decoratieve versieringen.[122]
Pas in de laatste decennia van de eeuw werd mede onder invloed van de opkomst van de kunstgeschiedenis als historische discipline een grotere stijlzuiverheid binnen het Historisme en de toepassing van de Periodestijlen nagestreefd. Maar toch bleef er in de V.S. altijd een onderstroom werkzaam die de eenvoud van het interieur en het koloniale verleden bleef promoten. In dit verband is bijvoorbeeld een artikel uit American Art Illustrated uit 1886 interessant om wat uitvoeriger bij stil te staan. Na eerst een lofzang te hebben opgeschreven dat de tijd was aangebroken dankzij de toenemende welvaart dat men zich moest omringen met mooie dingen:
“that lend themselves to the delight of the eye and tot he refreshing and stimulating of the intellect and aesthetic sense”
werden er een aantal suggesties gedaan wat aantrekkelijk zou zijn voor het huis waarbij het zogenaamde “Colonial Furnishing” uitvoerig werd behandeld. Tegelijk, omdat men schreef voor de vrouw des huizes werd ook wel het accent gelegd hoe het een en ander schoongehouden moest worden en geadviseerd niet te veel er een bric-a-brac van te maken. Er was verder veel aandacht voor gordijnen, portieres, kunstzinnige haakwerken e.d. en vooral toch ook lichte kleuren in behang en verf. Maar tegelijk was er ook een lofzang op de Lodewijk XIV-inrichting met tegelijk ook gewezen op bijvoorbeeld Japanse kamerschermen.[123]
Vanaf het eind van de eeuw toen een informelere woonstijl in de mode was geraakt, waren alle stijlen tegelijk populair, maar niet door elkaar gebruikt. Zo werd soms een Periodestijl in het gehele huis toegepast. De interieurontwerper werd naast kunstenaar ook een kenner die een grote parate kennis moest bezitten van de vele verschillende stijlen.[124]
Ondanks de ijver van de vroege 'smaakmakers' om met behoud van wooncomfort de ruimten eenvoudiger en minder overdreven te stofferen, kocht het publiek echter toch in grote getalen oude of nagemaakte antieke stijlmeubelen.[125] Pas aan het begin van de twintigste eeuw, als het ambacht steeds duurder wordt en de industrie vormentaal van de Periodestijlen steeds verder had uitgemolken, kwam er enige ruimte om het experiment aan te gaan.
[1] New York Times, 6 februari 2019; Samuel J. Abrahams, “The American Dream is alive an well”
“I think the findings suggest that Americans would be well served to focus less intently on the nastiness of our partisan politics and the material temptations of our consumer culture, and to focus more on the communities they are part of and exercising their freedom to live as they wish. After all, that is what most of us seem to think is what really matters — and it’s in reach for almost all of us.”
[2] Zie bijvoorbeeld hoe ingewikkeld dat lag C. Macleod, “The Paradoxes of Patenting: Invention and Its Diffusion in 18th- and 19th-Century Britain, France, and North America”, Technology and Culture,32,4, (Oct., 1991), p. 885-910
[3] zie bijvoorbeeld (Catalogus Victoria and Albert Museum, 1987)
[4] (Weiss, 2004), p.310
[5] (Haltern, 1973). Zie deze studie om een idee te krijgen hoe belangrijk deze manifestaties waren
[6] (Torp, 2004), p.584
[7] Later in die eeuw werden de verscheepte aantallen nog groter door ontelbare gastarbeiders, die maar een beperkte tijd bleven. In de jaren twintig van de 20ste eeuw kwam aan de migratie grotendeels een eind door beperkende maatregelen, maar toen was de V.S. al uitgegroeid tot een wereldmacht en hadden grote aantallen inwoners de “American Dream” verwezenlijkt.
[8] Statistical view of the United States, Washington 1854 p. 37 e.v.
[9] (Gerstle 2010) p.30 De macht en bemoeienis van de centrale regering mocht daarom nooit te groot worden en deze werd enigszins aan banden gelegd door het aannemen van tien amendementen op de grondwet, de Bill of Rights.
`But, in nineteenth-century legal terms, it also included such tasks as the direction of internal transportation improvements; controls on capital and labor; the building of schools, libraries, and other educational facilities; identification and regulation of proper moral behavior; town planning; and public health. As long as an activity could be associated with the public welfare and did not violate the Constitution, a state legislature could pursue it through social policy. `
Zo wilde de centrale regering bijvoorbeeld de slavernij, een belangrijk item in de politiek, wel verbieden, maar door de oppositie kon zij uiteindelijk alleen de invoer van zwarte mensen aan banden leggen
[10] (Ropdriguez, 2000), p.141. Zie bijvoorbeeld (Bech-Petersen, 1998)
[11] (Schulte Nordholt, 1992), p.153-154
[12] (Curti 1949). Een prachtig essay over alle weerstand die de Republiek opriep.
[13] (Schulte Nordholt, 1992), p.206
[14] (Teenstra, 1855), p.253
[15] (Hohenberg & Lees, 1985), p.217; (Faulkner, 1960), p.4
[16] De Lokomotief 07/07/1870 (geleend uit de Tijd van 12 mei 1870)
[17] Zie hiervoor het proefschrift (Cornelis, 1993)
[18] (Graham G. , 1956), p.86‑87 en (Kirkaldy, 1919.), p.108‑113.
[19] (Curti, 1949), p.61.
[20] (Hoganson, 2007), p.166
[21] (Kilbride 2011, p.340 “There can be little doubt that travelers are handicapped bu cultural bagage, language limitations, ignorance, outright prejudice, and other barriers militigating against a candid assessment of host societies.” Maar het blijft interessant leesmateriaal omdat het geschrevene door de gelegde accenten naast een beeld van de Amerikaanse samenleving vaak ook veel verteld over de schrijver en zijn eigen sociaal-culturele achtergrond en context.
[22] Larzer Ziff onderzocht dit en wordt geciteerd in (Kilbride 2003), p.556 “ .... the first half of the 19th century only religious writing exceeded in quantity the number of travelbooks reviewed in and the number of travel narratives published in American Journals”.
[23] Voor een samenvatting met wat voor idee de Amerikaanse reizigers tot 1840 naar Engeland reisden zie (Clark, 2013), p.139-160 . Onderzoek naar de verhalen over de reis naar Frankrijk heeft aangetoond dat in de periode voor de Burgeroorlog van de jaren zestig slechts de ‘serieuze’ op schrift gestelde herinneringen aan de reis van medische studenten en journalisten die van religieuze schrijvers overtreffen. Geciteerd (N. Green 2002), p.426
[24] (Zeldin, 1977), p.134
[25] (Steringa, 1999) en (Leelie, 2014). Volgens (Krabbendam 1995), p. 207 verschenen er in Duitsland tussen 1815-1850 zo’n 50 reisverslagen, in Engeland zelfs meer dan 200. Vanaf 1840 verschenen de eerste handboeken met informatie over vestigingsgebieden en reisroutes in diverse Europese talen.
[26] (Sienkiewicz, 1922)“... but if civilization, as we generally assume, is a blessing, we must acknowledge that the opportunity of enjoying that blessing is, upon ther whole, immeasurably greater in America than anywhere in Europe.”
[27] Ik gebruik hier het woord middenklasse, terwijl die in de V.S. eigenlijk niet kon bestaan, want er was geen aristocratie. Er waren arbeiders en daarnaast een bemiddelde groep die zich graag als middenklasse profileerde, dus het is handig om dit begrip te blijven gebruiken.
[28] (Forney, 1867) is ook zo’n voorbeeld. Zie bijvoorbeeld zijn hoofdstuk XXIV
[29] geciteerd in de New York Times 9 juli 1944 in H.Reynolds, An outspoken visitor
[30](Campbell 2007 ), p.88-105
[31](Grund, Aristocracy in America 1839 )
Hij zag echter geen voorland voor een aristocratie, want de rijke middenklasse die ontstond had rijkdom gebaseerd op handel en industrie en kon dat ook weer zo verliezen en bovendien hadden alle erfgenamen recht op een deel van de erfenis. Ook over Amerika, dat twee later verscheen, waarin vooral de zich vormende bovenklasse ongenadig onder de loupe wordt genomen
[32] (Perry 1993), p.126. Volgens deze bron was rond 1900 meer dan 25% van alle protestantse zendelingen Amerikaans, en later in 1950 zelfs tweederde!
[33] (Brown, 1849), de introductie
[34] (Parkinson 2008)
[35] Zie(Pessen 1971), p.180
[36] (Crowley J. , 1999), p780 ev over Malthus
[37] (Bruinsma 1998), p.86 -87. Zie voor een zeer lucide analyse van religie en social leven in de 19de eeuw (Howard, 2010) waarin hij de gedachten van Schaff , een Duitser die in de 19de eeuw lang in Amerika woonde en in Europa lezingen hield Zie ook de betekenis van de protestantse Tweede Opwekking, een evangelische beweging die zijn hoogtepunt bereikte rond 1840.
[38] (Merish, 1993), p.490 e.v.
[39] (Sheriff 1996 )p.16.
[40] (Perry 1993), p.126. Volgens deze bron was rond 1900 meer dan 25% van alle protestantse zendelingen Amerikaans, en later in 1950 zelfs tweederde!
[41] Zie bijvoorbeeld voor deze discussie (Kasson 1979/1980), p.36‑40. “The pecularity of the luxury of our time, and especially of our country, is its diffusive nature; it is the opportunity and the aim of large masses of our people; and this happily unites with industry, equality and justice.” (Winkler & Moss, 1986), p.64
[42] Weisbach (1982), p.70‑71. Of zoals Minchington het formuleert: "To reinforce the material desires, philosophers and economists came to expound a hedonistic calculus rather than asceticism Minchington, p.98‑99.
[43] Zie voor een analyse (Clausen, 1993)
[44] zie bijvoorbeeld de wat ironische boekbespreking van de Engelse geoloog (Lyell 1849) p.333 e.v.
[45] Fotografie was er weliswaar nog niet en zelfs na de uitvinding in het midden van de eeuw, duurde het nog tot aan het eind van de eeuw voordat het kon worden gereproduceerd in boeken en tijdschriften. Daarvoor moest men het doen met (ingekleurde)gravures en lithografieën.
[46] Wel moet hierbij aangetekend worden dat vaak de bedrijven het inniatief namen om deel te nemen en dat het geen regeringszaak was!
[47] (Morantz, 1977), p.493
[48] Een der meest merkwaardige hoofdstukken over de positie van de vrouw in de Amerikaanse samenleving en een die totaal voorbijgaat aan ander (feministisch) onderzoek dan zijn eigen oogkleppen is dat van (Mulvey 1990), p.61-76. Hij citeert bij voortduring uit allerlei literatuur die je vaak niet kan controleren en als lezer blijf je altijd benieuwd naar wat de schrijver weglaat. Een voorbeeld is de voortdurende verwijzing naar Matthew Arnold maar zijn opmerkingen over Amerikaanse vrouw uit 1888 zijn bijvoorbeeld nergens terug te vinden. Dat geld wel voor meer literatuur die ik ook er op nagekeken heb.
[49] Zie bijvoorbeeld (Hartley, The ladies book of Etiquette, 1860) en dat is slechts een van de vele
[50] (Gordon and Bernstein 1970)
[51](Basch 1986)
[52] Zie bijvoorbeeld http://www.librarycompany.org/women/portraits/wright.htm (13 december 2013) . Haar boek werd in verschillende talen vertaald, waaronder ook het Nederlands!
[53](Welter 1966). Citeert o.m. A Lady of Philadelphia, The World Enlightened, Improved, and Harmonized by WOMAN! I I A lecture, delivered in the City of New York, before the Young Ladies' Society for Mutual Improvement, on the following question, proposed by the society, with the offer of $100 for the best lecture that should be read before them on the sub-ject proposed;-What is the power and influence of woman in moulding the manners, morals and habits of civil society? (Philadelphia, 1840), p. 1.(Kleinberg 2010), 82 en het commentaar op Welter omdat er helemaal niet gesproken wordt over slaven, arbeiders, landverhuizers e.d.
[54] Morantz 1977, p.493
[55] (Bremer, 1858), p.191
[56] (Kardux 1995), p.1701-71
[57] (Buckingham 1841), p.38. Zie ook (Grattan 1859),II, p.69 “The leading features of the female character in the best circles, are domestic fidelity, social cheerfulness, unostentatious hospitality and moral and religious benevolence.
[58] (Melder, 1967) p.244 e.v. zie ook (Steringa, 1999), p.66
[59] (Knortz 1882) in het hoofdstuk over de ‘Frauenfrage’ geeft een aardig overzicht van de maatschappelijke inpassing van de vrouwen en steeds meer academische beroepen die opengesteld werden
[60] ... daar er in de wereld geen land is waar de beschaving der vrouwen van grooteren invloed is op ’t burgerlijke leven dan in de Vereenigde Staten, Het Nederlandsche Magazijn 1859 p.142
[61] Volgens (Schaff 1855) hebben de Amerikanen ‘Ladies en Gentlemen’ als aanhef ingevoerd. De aanhef was andersom tot dan toe de gewoonte. Zie ook de verwondering en bewondering in (Pecorini 1909)met het hoofdstuk Il Paradiso delle Donne
[62] (Repository 1867) p.294 e.v. the women of the great cities who are met with at the hotels and boardinghouses, in the railwaycarriages and the steamboats, at all places of public resort
[63] (Mandat-Grancey 1885 ), p.52
[64] (Sienkiewicz, 1922). Hij vond de vrouw nogal dociel en weinig geëmancipeerd in 1876
[65] (Arnold 1888), p.167. Anderzijds was een belangrijk teken van sociale gelijkheid dat de titulatuur die was verworden tot mr. In plaats van esquire ,als men een onbekende heer aanschreef
[66] (Slyck 1996). Zie ook bijvoorbeeld (Leelie, 2014) de paragraaf 5.3.2. over de (Amerikaanse) vrouwen mbt hun kleding en emancipatie
[67](Bunkle 1974)
[68] (Lieber 1834), p.84
[69] Geciteerd in (M. Nicholls 1936), p.194
[70] (Zeldin, II,) p.130.
[71] (Ware, 1866), p.85
[72] (Verdi, 1897) en de hoofdstukken over de Amerikaanse vrouw. Deze schrijver had zelfs brieven geschreven aan ministeries in de V.S. om te weten te komen hoeveel dames er werkten. Hij kon zijn verbazing daarover nauwelijks verhullen en citeerde de antwoorden zelfs letterlijk!
[73] Een citaat uit 1887. Te lezen in (Miller, 2012), p. 91
[74] T. Felden, Ottilie Assing's View of America in the Context of Travel Literature by 19th-Century German Women, The German Quarterly, 65, 3/4, 1992, pp. 340-348
[75] (Gurowski 1857) p.383. Gurowski ging zelfs zover door te stellen dat ouders min of meer door de kinderen werden geregeerd en vooral de jonge meisjes kregen vrijheden die men in Europa absoluut niet kregen toebedeeld. Dat had volgens deze analyse terug te voeren op de gewoonten van de kolonisten. “Society in America has thus a physiognomy of freshness, together with a tint of harshness – being in turning attractive and repulsive.
[76] Zie ook in dit verband bijvoorbeeld (Mulvey 1990), p.74 hoe R.Kipling de voorrang die in het ouderlijk huis gegeven werd aan de omgang met de kinderen in 1889
[77] (Grattan 1859), p.58 e.v. Daarna volgde volgens hem een periode met nogal oppervlakkig en liefdeloos geflirt vanaf hun vijftiende jaar waarbij tot zijn afgrijzen zijn de ýoung ladies’ die meestal het initiatief nemen! Als men eenmaal verloofd is worden de twee min of meer al als getrouwd beschouwd en niet of nauwelijks’ gemonitord’ .
[78] (Leelie, 2014), p.57 citaat
[79] (Keyserling, 1930), p. 263. En citeert en passant en instemmend ook nog de Spaanse schrijver Salvador de Madariaga die zegt dat de vrouw Amerika regeert, “weil Amerika ein Land von Jungen ist, dier sich weigern gross zu werden., p.279
[80] (Leelie, 2014), p.56-57
[81] (Morris H. M., 1897), p.91
[82] Zie bijv. (Aldouard, 1871) hoofdstuk: la femmes en Ameriques – zij gebruikt dat al als voorbeeld voor de opvoeding van de middenklasse meisjes in Frankrijk – enorme verbazing over alle banen die nu door vrouwen worden uitgeoefend
[83] (Journal 1870,) 3, p.51-52.
[84] (Matthews, 2003), p.11.
[85] (Bland, 2009), p.167 ev
[86] Algemeen Handelsblad 25 december 1880 – zo belangrijk stuk dat men dat voor het Handelsblad had vertaald
[87] Zie ook (Varigny, 1893), een boek uitsluitend gewijd aan de Amerikaanse (midden- en upperclass) dames
[88] (Munsterberg, 1906), p.403 Vrouwen misten per definitie volgens deze schrijver helderheid en logika en een teveel aan gevoelsleven om door rationeel te denken een samenleving tot bloei te brengen. Daarbij sprak hij nog niet eens over dames zonder veel opleiding die voor elke mode en bijgeloof gevoelig waren dus algemeen kiesrecht was ook uit den boze! Als oplossing zag hij dat de mannen zich ook weer met de cultuur zouden inlaten en de vrouwen het stichten van een gezin en de zorg voor de kinderen niet meer als minderwaardige activiteit zouden zien.
[89] (Wagner C. , 1906), p.223 e.v.
[90] (Sherwood M. , 1881), p.477
[91] (Bourget, 1895), p.74 e.v. Bourget kan zich bijvoorbeeld nog verbazen over het feit dat aan de kleding niet eens meer af te lezen valt of een vrouw getrouwd was of niet!
[92] Ibid., p.80
[93] (Rosenzweig, 1991), p.5-25
[94] (Stuart Cohen, 1875), II, p.
[95] (Park R. , 2007) – 160
[96] (Jones & Williams, 1878 ) in het voorwoord
[97] (Bushman, 1993), p.273-280
[98] (McMurry 1985)
[99] (Downing 1850), p.413 e.v. "It is no mean or trifling part of our worship of the Deity to cultivate a daily love for those beautiful forms in art which human genius has revealed and made permanent for us, the study of which will, next to a higher worship, most tend to purify our hearts and lives”
[100] (Downing 1850), p.9
[101] (Bremer, 1858), p.46
[102] (Schaff 1855), p.61 e.v.
[103] (Wilkie, 1986), p.650. In 1869 maakten de Beechers furore met de beschrijving hoe een keuken in te delen, een idee dat zij hadden afgekeken van de keuken van een kok aan boord van een stoomschip.
[104] (Winkler & Moss, 1986), p.114 citeert hier Harriet Spofford.
[105] Geciteerd in C.H. Dunhof, Change in agriculture The northern U.S. 1820-1870, Cambridge 1969 p.19
[106] (Lehmbruch, 1970), p.78. Zie in dit verband ook (Cooper, Victorian and Edwardian furniture and interiors, 1987.), p.23. "In focussing attention on the progressive architect‑designers, it is possible ‑even desirable‑ to forget that the mindless revivalism associated principally with the 1840's actually continued throughout the century."
[107] Ibid., p.186
[108] (Lehnert, 1908), p.425‑426.
[109] (Gunther, 1984), p.12; zie ook (Muthesius S. , Das Englische Vorbild, 1974), p.97‑98, die vertelt hoe eenvoudiger meubels door enkelen uit de welgestelde klassen werden gekocht, terwijl de lagere middenklasse de stijlcopie kocht: "die schäbige Eleganz als die sicherste Wahl". Zie daarvoor ook Zeldin, II, p.429. Ook (Kirkham, Mace, & Porter, 1987.), p.49-50
[110] (Schmiechen, 1988), p.210; (Hautecoeur, Histoire de l'architecture classique de France, 1957)VII, p.284 merkt op dat deze overtuiging in de architectuur naarmate de tweede helft van de negentiende eeuw vorderde minder aangehangen werd. Maar het was H. Havard in 1883 L’art dans la maison nog wel degelijk benadrukte dal elke ruimte zijn eigen Periodestijl zou moeten krijgen. Zie ook (Zanten, 1987), p.233. Voor de bibliotheekruimte bestond die opvatting al voor de negentiende eeuw, waar vaak de Gotiek werd toegepast i.v.m. zijn connotaties met ijverige geleerde monniken. In de V.S. waren trouwens de functie van de bibliotheek een andere dan in Engeland: in de bibliotheek speelde zich het familieleven af en ontving men bezoekers.
[111] Zie hiervoor bijvoorbeeld (Olsen, 1986), p.107‑108.
[112] Die deling in een mannelijke en vrouwelijke sfeer werd ook al direct teruggevonden op de passagiersschepen, waar voor de damessalon gekozen werd voor een Lodewijk XVe of XVIe stijl. Deze laatste stijl werd vooral populair door de voorkeur hiervoor van Keizerin Eugénie voor haar appartementen in de Tuileries. Zie Hautecoeur, VII, p.266. Voor de rooksalon werd een robuustere stijl geprefereerd, meestal de Renaissance of een Engelse variant daarop. De andere ruimten hadden geen specifiek op sexe gebaseerd karakter, daarin waren zodoende vele opvattingen mogelijk.
[113] Zie hiervoor onder meer (Franklin, 1981), p.58.
[114] Zie ook (Gunther, 1984), p.12 e.v. Een criticus zei daarover: "nach Form und Farbe ganz vergessen, dass man es hier mit neuen Arbeiten zu thun hat"..
[115] (Sutherland, 1989), p.29‑37 voor indeling en inrichting van middenklasse huizen in de V.S. tussen 1860 en 1875.
[116] Zie bijvoorbeeld (Davis J. , 1996)voor de kritiek omdat de meeste burgers in de middenklasse zich dat absoluut niet konden veroorloven.
[117] (Gordon & McArthur, 1985), p.39
[118] (Lehnert, 1908), p.464.
[119] Zie hiervoor (Hohenberg & Lees, 1985), p.278‑280 en p.307 e.v.
[120] Zie bijvoorbeeld (Throop 1912) voor alle stijlen die voor het moderne huis in aanmerking kwamen
[121] (Schumacher, 1926), p.88‑89: "Wenn wir näher zusehen, werden wir sehr verschiedene Formen des "Eklektizismus" erkennen, die man nicht alle in ein Topf werfen kann, wenn man diese Zeit richtig verstehen will. Es gibt einen leichtsinnig‑oberflächigen und einen gewissenhaft‑wissenschaftlichen Eklektizismus, es gibt einen Eklektizismus der Bequemlichkeit und einen der Überzeugung, einen Eklektizismus des Verstandes und einen des Gefühls".
[122] Zie bijvoorbeeld (Longstreth 1982)
[123] (Anon., 1886), p.51-55
[124] Dit eclecticisme zou nog lange tijd in verschillende landen de architectuur/interieur praktijk blijven beheersen. In oktober1924 startte Architectural Forum bijvoorbeeld een serie met zw/w foto's getiteld "The Forum studies of European precedents" dat architectuurdetails bevatte uit alle Periodestijlen.
[125] Magne bijvoorbeeld in Art et Décoration (1898) verwerpt de nuchtere vormgeving en het tonen van de constructie in meubelen ten gunste van de meubelen uit de zeventiende en achttiende eeuw.